Mevr. Ligtermoet-van Zanten - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Mevr. Ligtermoet-van Zanten

Gemeente Buren > Burgerslachtoffers > Beusichem
Achternaam: Ligtermoet-van Zanten
Voornamen: Jacoba Elisabeth
Voorletters: J E
Geboorteplaats: Beusichem
Geboortedatum: 02-11-1856
Overlijdensplaats: Amsterdam
Overlijdensdatum: 27-04-1943
Begraafplaats: Noord-Ooster begraafplaats
Gemeente Amsterdam
Vak:
Rij:
Nummer:        

Jacoba Elisabeth (Kossie van  Bettemeui) van Zanten, geboren op 2 november 1856 om 6.00 uur te Beusichem.
Haar vader Jacob van Zanten doet aangifte van de geboorte, getuigen zijn Evert van Gent en Jan Boon. (gezindte: Nederlands Hervormd). Ze overleed op 27 april 1943 te Amsterdam op 86-jarige leeftijd.
"Kossie" trouwde op 19 juni 1878 te Beusichem met de Culemborgse sigarenmaker Nicolaas ("Klaas") Ligtermoet, geboren op 9 april 1856 om 6.00 uur in de Binnenmolenstraat, huis 689 te Culemborg.
Ze kregen samen acht kinderen: Marinus "Rinus" Martinus (1878), Jacoba Cornelis (1880), Alberdina Johanna (1887), Rijk Jacob Cornelis (1890),  Nicolaas "Klaas" Cornelis (1892), Elisabeth Jacoba (1894), Jacoba "Koosje" (1895),  Neeltje (1897).

Sigarenmaker Rijk Jacob Cornelis Ligtermoet werd geboren op 7 januari 1890 te Culemborg en overleed op 27 april 1943 te Amsterdam op 53-jarige leeftijd. Hij werd op 8 mei 1943 op de Noord-Ooster begraafplaats in Amsterdam begraven.

Rijk werkte als sigarenmaker bij de"Trio"van firma Dresselhuijs, net als zijn vader en broers. Later ging hij in Beverwijk werken bij de sigarenfabriek van Majoor. Hij woonde daar in de C.H. Moenstraat. Op 25 maart 1939 vertrok hij naar Amersfoort, waar hij eveneens in de sigarenindustrie werkzaam was.
Op 11 oktober 1917 moest Rijk vijf maanden de gevangenis in vanwege een mishandeling.

Tijdens de Duitse bezetting was het Carltonhotel in Amsterdam gevorderd door de Duitse Luftwaffe om er o.a. Duitse officieren en hun aanhang in onder te brengen. Ook andere gebouwen in de omgeving waren bij de Luftwaffe in gebruik. Dit trok natuurlijk de aandacht van de geallieerden. De Duitse luchtafweer haalde in de nacht van 26 op 27 april 1943 boven Amsterdam een Engelse Halifax-bommenwerper neer. Deze stortte echter pal achter het Carltonhotel neer op de huizen in de Reguliersdwarsstraat en ook het hotel zelf werd zwaar beschadigd.










Bron: Stichting Memorial Damslachtoffers 7 mei 1945

Anne Frank memoreerde deze crash zelfs in haar dagboek: "Het Carlton Hotel is kapot, twee Engelse vliegers met een grote lading brandbommen aan boord zijn precies op het ‘Offiziersheim’ gevallen. De hele hoek Vijzelstraat-Singel is afgebrand. De luchtaanvallen op de Duitse steden worden van dag tot dag sterker. We hebben geen nacht rust meer, ik heb zwarte kringen onder mijn ogen door het tekort aan slaap."
Rijk en zijn moeder, die in deze buurt woonden, kwamen daarbij om het leven. Rijk kon  in eerste instantie aan de ontstane kerosinebrand ontkomen, maar omdat zijn moeder nog in de woning zat, is hij echter teruggekeerd. Doordat zijn moeder te dik was,  kon zij niet door het raam komen. Rijk kon daardoor ook niet meer aan de vlammenzee ontkomen.
Uit: Het Handelsblad van 27 april 1943:

Onderstaande kennisgeving werd in de krant geplaatst door haar oudste zoon en zijn broer:

Heden overleed door een noodlottig ongeval onze innig geliefde Moeder,  Behuwd- Grootmoeder en Tante Mevrouw de Wed.

J.E. LIGTERMOET geb. VAN ZANTEN

in den ouderdom van 86 jaar.

en onze innig geliefde Broeder, Behuwdbroeder en onze Oom de Heer

R.J.C. LIGTERMOET

in den leeftijd van 53 jaar.

Amsterdam, 27 April 1943

St. Jorisstraat 4 boven

Uit aller naam

M.M. LIGTERMOET

De teraardebestelling zal plaats hebben Zaterdag 8 Mei a.s. tegen 1.30 uur o/d Noord-Oosterbegraafplaats.

Jacoba Wals-Preiss, een kleindochter van Jacoba, schreef in 1992 over dit  gezin het volgende voor het familiearchief:
"Het was een groot huisgezin van Klaas Ligtermoet en zijn vrouw Jacoba  Elizabeth van Zanten, ze woonden in Culemborg op de Westersingel no.29. Van hun  zeven kinderen woonden er nog vijf thuis, de twee oudste kinderen Rinus en Dien  woonden toen reeds in Amsterdam. Bij het middageten gebruikten ze geen borden  maar er kwam een grote schaal op tafel, daar ging het eten in en dat werd met  een mes in porties verdeeld zodat ieder zijn eigen stuk had.

De oudste van de vijf, Rijk, was nogal klein van stuk en een slechte eter.  Zijn broer Klaas, die twee jaar jonger was en veel groter dan Rijk, lustte wel meer  dan zijn eigen portie, hij spuugde dan in het portie van Rijk die werd daar dan  weer misselijk van. Klaas zei dan: "Lust je niet meer? Dan eet ik het wel op."  Soms werden er op zaterdag twee haringen gehaald voor bij het brood, daar werd dan  door de hele familie van gegeten, hun vader kreeg de middelste stukken en de  rest was voor moeder en de vijf kinderen, het ongelukkigst was je als je de kop  kreeg. Ieder jaar was er een varken in de schuur dat in oktober geslacht werd. Het vlees werd in de schoorsteen te drogen gehangen.  Een keer was het varken  gestorven en dat betekende nog meer armoe. Als mijn moeder (lees de moeder van  Jacoba Preiss) en haar twee zusters uit school kwamen, moesten ze voor dat ze  buiten mochten spelen eerst een gedeelte van een sok breien en wel tien naadjes  dat is twintig toeren. De sokken werden in het rond gebreid en aan de kant van iedere  naald werden dan twee steken van de kant af een rechte steek gebreid, dat was  dan het naadje.

In 1912 is de familie naar Amsterdam verhuisd. Over de reden  daarvan is  nooit over gesproken. Opa was een harde werker die ook 's avonds en in het  weekend werkte. In het weekend had hij veel geld voor zichzelf nodig.
Een  moeilijke periode brak voor heel Culemborg uit gedurende de stakingen vanaf 6  juli 1891 in de sigarenmakerindustrie. Op een stakingslijsten uit die tijd   staat Nicolaas met een aantekening dat hij drie kinderen bezat en daarvoor F3,-  tot F3,25 steun per week ontving. De opkomst van de vakbond in Culemborg vanaf  1893 en de navolgende stakingen betekende door het weinige stakingsgeld nog meer  armoede en een hoop  problemen voor het gezin. De Trio-sigarenfabriek van de familie Dresselhuys kwam als  overwinnaar uit het eerste stakingsconflict. De patronen vierden feest. Nicolaas Ligtermoet heeft in het openbaar zijn excuus moeten aanbieden en heeft op zijn  kosten liedjes moeten laten drukken, waarin hij vermeldde dat het hem speet zo te  hebben gehandeld. Mogelijk was dit een goede reden om te verhuizen. In 1912  verhuisden opa en oma naar Amsterdam en woonden daar eerst op de Palmgracht op  de derde etage. Er was een trap naar boven die uit een stuk bestond, zonder  portalen. Om bij een verdieping naar binnen te komen, was er voor die deur een  plank en verder liep de trap rechtdoor naar boven naar de volgende  verdiepingen. Rijk heeft de trap naar beneden ook een keer "genomen" hij ging op  zijn achterwerk naar beneden. Kort daarna zijn ze verhuisd naar de Noordermarkt  4. Zondagsmiddags kwamen de kinderen die niet in huis woonden daar ook naartoe.  Ze scheelden niet veel in leeftijd en er was een goede verstandhouding onder  elkaar. Meestal gingen ze dan kaarten, wat nogal eens in ruzie eindigde. Dan nam  oma de kaarten in en gooide ze in de kachel.
De verjaardag van Jacoba Elisabeth van Zanten (Opoe), werd altijd op 1  november gevierd, waarom wist niemand. Zij was een opgewekte vrouw die van een  grapje hield. In 1912, afkomstig van Beusichem en Culemborg was zij voor de  Amsterdammer slecht te verstaan. Als iemand vroeg wie zij was dan zei ze: "Ik ben  Kossie van Bettemeui." hetgeen wilde zeggen: ik ben een dochter van Elisabeth  (Betty) van Zanten, haar moeder. Haar vader was reeds op haar vierde jaar  overleden, daar had Opoe dan ook weinig herinneringen aan. Wel wist Opoe zich  goed te herinneren dat haar moeder altijd aardappelen moest rooien om rond te  komen. Zij vertelde haar kleinkinderen altijd dat verhaal, omdat ze vond dat deze  te veel verwend werden.

Een van haar broers was geestelijk niet helemaal volwaardig. Hij had een  spraakgebrek maar moest toch wel eens boodschappen doen voor zijn moeder.  Omreden dat hij niet kon lezen en daarnaast slecht zijn boodschappen kon  onthouden, maakte zijn moeder steeds een liedje voor hem, de tekst ging als volgt:  :Een halve litel olie een lutje latje loe en moedel zaal de lente wel leve", wat  zoveel betekende als: een halve liter olie en een stukje katoen en moeder zal de  centen wel geven.

Als Opoe iemand niet vertrouwde dan zei ze: "Die heeft rare streken onder de steert" (onder de staart). Een andere uitdrukking was: "Zit niet zo te reppelen",  dan bedoelde ze:  zit niet zo te wiebelen met je stoel. Opoe hield niet van sterke  drank, maar ze lustte wel een brandenwijntje met suiker, dat was niet zo sterk  volgens haar.
Tot kort voor haar dood kon ze op een feestje opstaan en het volgende liedje  zingen:

Ik ben de vrolijke barbier,
Ik scheer mijn klanten met plezier,
Verkoop odeur en cosmetiek,
Aan het geëerd publiek.

Zij stelde dan zelf de barbier voor, haar oudste zoon kreeg een theedoek voor  en was de klant.

Ze hoefde nooit alleen te zingen, haar zoons en dochters deden allemaal mee, want zingen konden ze allemaal. Voor haar kleindochters had ze ook een versje. Je voelde je dan heel gevleid, want je dacht dat het speciaal voor jou bestemd  was. Later ontdekte je, dat ze alleen de kleur van de ogen hoefde te veranderen,  het liedje ging als volgt:

Grijze ogen, mooie ogen,
Blauwe ogen, lieve ogen,
Bruine ogen, welbehagen,
Die alle mooie meisjes dragen.

Ook in die tijd waren er reeds van die kleverige vliegenvangers. Als hij vol met vliegen zat dan schoof Opoe het raam open en maakte er een sport van om een  argeloze wandelaar eens te verwennen met een vliegenvanger op zijn hoofd. Op een keer bleef hij bij de buren in de geraniums hangen wat niet in dank werd  afgenomen.

Op 25 augustus 1938 schreef Opoe Ligtermoet een gedicht in het Poëziealbum  van haar kleindochter Jacoba Elisabeth Wals-Preiss:

Klein is mijn versje
dat ik je hier bied.
Pluk bloemen op aarde
en vergeet mij niet.

Enkele weken voor haar dood kreeg Opoe last van haar maag, de dokter kwam een  paar keer bij haar op bezoek. Tijdens de Paasdagen van 1943, dat viel op 25 en 26 april, was er een luchtaanval. Haar zoon Rijk was op beide dagen bij haar op  bezoek en zou daarna terug gaan naar Amersfoort. Het schrijven van haar kleindochter eindigt met: "En toen kwam het vliegtuig.......", beide kwamen om."

Met dank aan Ludmilla van Santen
Terug naar de inhoud