Dhr. F.W Remmerden - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. F.W Remmerden

Gemeente Culemborg > Burgerslachtoffers
Achternaam: Remmerden
Tussenvoegsels: van
Voornamen: Franciscus Wilhelm
Voorletters: F.W.
Beroep:
Stoffeerder
Geboorteplaats: Rhenen
Geboortedatum: 08-08-1916
Overlijdensplaats:  Brake, gem. Bielefeld
Overlijdensdatum:22-01-1945
Begraafplaats: Rhenen Stad,
Achterbergsestraatweg 65
Gemeente: Rhenen
Vak: 29
Rij: A
Nummer: 12

Graf is inmiddels helaas geruimd.
De ouders van Frans waren Franciscus Wilhelm van Remmerden uit Rhenen (1885-1973) en Elizabeth Heij (1884-1938) uit Ede. Ze trouwden op 27 mei 1910 in Wageningen en kregen samen vijf kinderen:
  • Dirk (1911-1991), trouwde in 1934 in Rhenen met Johanna Catharina van Baaren (1913-1991)
  • Jannetje "Jans" (1912-1998), trouwde in 1934 in Rhenen met Jan Hendrik Spies (1910-1994)
  • Franciscus Wilhelm (1916-1945)

  • Willemijntje (1920-1920)
  • Willemijntje (1921-1987), trouwde met Gerrit Thomas Meurs (1927-2000)

Frans van Remmerden (bron ogs- Ina Beumer)

Frans was 165 cm. lang, zwartharig en had bruine ogen.
De moeder van Frans was in 1938 al overleden. Hij woonde op 17 februari 1942 in Culemborg bij zijn vader op de Voet van Oudheusdenlaan 13. Waarschijnlijk om de Arbeitseinsatz te ontlopen, dook hij daarna onder bij zijn zwager Jan Spies op de Hoge Larenseweg 197 in Hilversum. Hij werd daar opgepakt tijdens de beruchte razzia van 23 oktober 1944.

Luchtfoto Sportpark Hilversum


Poster met oproep

Op die bewuste maandagmorgen rond 07.00 uur werd de bevolking gewekt door de luchtalarmsirene. Overal hingen posters aangeplakt met de tekst: 'Alle mannen van Hilversum van 17 tot 50 jaar om 9 uur melden in het  Sportpark met medeneming van eetgerei, wollen dekens, warme kleding en  schop of spade'.

Ondertussen deed de SD ook invallen in de arbeiderswijk Over 't Spoor.  In totaal melden 3761 mannen en jongens tussen de 17 en 50 jaar oud zich of werden thuis opgepakt, inclusief het gehele personeel van de vaste kern van den L.B.D. (luchtbeschermingsdienst), de bewakingsdienst tegen sabotage en een grote groep omroepmensen, w.o. negen leden van de destijds bekende band The Ramblers.  
's Middags om drie uur vertrok onder strenge bewaking de eerste grote groep per fiets naar Amersfoort en Ede. Een uur later een colonne zonder fiets, hiervan hadden de meesten niets bij zich, geen eetgerei, geen dekens of een spade. Om 5 uur verliet de laatste groep het sportterrein, deze resterende groep Hilversummers moesten een week in Hamersveld verdedigingsgreppels graven voor de Duitsers.
De grootste groep, die naar Amersfoort vertrok, verbleef daar een week. Ze werden eerst afgevoerd naar Kamp Amersfoort. en de volgende dag werden ze iondergebracht n de Amersfoortse Willem III "Cavalerie" kazerne en de Mariastichting. Tijdens het één week durende verblijf in Amersfoort, Sommige mannen zagen toch kans aan de aandacht van hun bewakers te ontsnappen en naar Hilversum terug te keren.
Op 30 oktober werden ongeveer 1300 mannen op station Amersfoort op de trein gezet. Vanwege geallieerde beschietingen kon er alleen 's nachts worden gereden. Kort daarna ie er dan de splitsing van het traject naar Zwolle en naar Apeldoorn. Hier werd duidelijk dat de mannen niet te werk zou worden gesteld voor graafwerkzaamheden bij de IJssel, zoals de Duitsers hadden beweerd, want de trein passeerde Zutphen en Oldenzaal en kwam uiteindelijk na een treinreis van 35 uur terecht op het Duitse station Osnabrück-Eversburg. Daar werden acht wagons afgekoppeld, die doorreden in de richting van Hamm om vervolgens 10 kilometer ten noordoosten van Hamm, te stoppen bij Ahlen. Daar stapten de mannen uit om zich te melden in een school, waar ze werden ingedeeld bij twee verschillende aannemersbedrijven: de firma Stöhr uit Tübingen en de firma Rathjens. Het grootste deel van de boemeltrein, met daarin 858 man, waar Frans ook deel van uitmaakte, ging naar Bramsche. Zij werden als dwangarbeider tewerkgesteld bij ‘Organisation Todt’,  Einheit Rathjens Sondereinsatz Eisenbaubahn, en werden ingezet bij de aanleg van een spoorbaan om Osnabrück.
Het regime bij Rathjens was veel strenger en de verzorging van de arbeiders veel slecher dan bij Stöhr. Zo maakten de mannen van de Rathjensgroep veel meer werkdagen dan de Stöhr-groep; slechts één maal in de drie weken hadden ze een zondag vrij, verder was het elke dag werken. Ook de zwaarte van het werk verschilde per firma. Stöhr beschikte nog over enkele mechanische hulpmiddelen, zoals een loopkat om de rails te verplaatsen. Bij Rathjens gebeurde alles met de hand. Door uitputting, ondervoeding en ziekte waren daar veel meer slachtoffers dan in de Stöhrgroep. 31 Hilversummers kwamen in totaal om het leven tot de bevrijding, 27 daarvan werkte voor Rathjens.
Er was zowel in Hamm als in Kirchlengern een streng regime. In Hamm was zelfs een strafkamp waar je voor het minste vergrijp al in terecht kon komen.
Eind december 1944 werden de dwangarbeiders van de Stöhrgroep uit Hamm overgeplaatst naar het zeventig kilometer noordoostelijk van Hamm gelegen stad Bielefeld. Zij werden ondergebracht in een buurthuis in Bethel, een voorstadje van Bielefeld. De Rathjensgroep van Frans, zou pas rond de jaarwisseling komen en werden gelegerd in de dorpsschool van Kirchlengern.
Vijf uur 's morgens was het eerst verzamelen geblazen op de appèlplaats voor het buurthuis en dan enkele kilometers lopen naar het station in Bielefeld.
Hierna nog per trein naar de 10 km verderop gelegen Baustelle in Brake. Hier moesten elke dag door acht arbeiders de wagons met zand worden gelost.  
Als het zand gelost was, moest het verder worden verplaatst met kiepkarren op een smalspoor. Het zand werd gebruikt om gaten te dichten.
Soms waren de werkdagen wel 10 of 12 uur. Het was erg zwaar werk dat ze moesten doen, zoals het sjouwen van bielzen en het hakken met een houweel. De meesten waren zulk zwaar werk niet gewend. Het kwam nogal eens voor dat er iemand door pure uitputting overleed. De Duitse toezichthouders van de OT stonden snel klaar met de knuppel als het ze niet snel genoeg ging. Vaak waren er 's middags geallieerde aanvallen met jachtbommenwerpers, die ook slachtoffers eisten onder de Hilversummers. Als er dan een locomotief werd geraakt, betekende dat de arbeiders 's avonds naar huis konden lopen.
Bron: Terug naar Bramsche, door Egbert Pelgrim

Op een apart zijspoortje bij het station van Brake kwam er tussen de middag een speciale etenswagen met drie stoomketels met koolraapsoep, met hier en daar een stukje aardappel. Als ze iets extra’s wilden eten, dan moesten ze dat weghalen bij de lokale bevolking door klusjes voor hen doen. Velen werden ziek of stierven door uitputting. De mannen hadden gerekend op enkele weken graafwerkzaamheden en hadden dus weinig en onvoldoende warme kleding bij zich. Ze sliepen op planken met een matras van houtwol of stro, vol luizen.

Op 22 januari 1945 rond 19.30 uur zakte Frans tijdens werkzaamheden bij het station Krislingen in Brake, plotseling in elkaar en bleef in de sneeuw achter. Zijn kameraden hebben hem daar gevonden.
De bedrijfsleider heeft de familie nog een brief gestuurd met daarin de oorzaak van zijn overlijden: "Herzschlag".
Frans is 23 januari begraven in het bijzijn van zijn kameraden op het plaatselijk kerkhof van Brake, graf nr. 4 op het nieuwe gedeelte van de Evangelische gemeente. Op 1 december 1951 is hij herbegraven op de Algemene Begraafplaats in Rhenen.
In 1992 kreeg de familie een verzoek van de OGS om de stoffelijke resten in het graf van Frans over te plaatsen naar het Ereveld Loenen. Jans, een zus van Frans, gaf daarvoor geen toestemming. Zijn vader lag ook in het graf en dat wilde de familie zo laten. Inmiddels is het graf wel geruimd.
Terug naar de inhoud