Dhr. H.P. Vermeulen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. H.P. Vermeulen

Gemeente Culemborg > Burgerslachtoffers
Achternaam: Vermeulen         
Voornamen: Hendrikus Pieter
Voorletters: H.P.
Beroep: Kantoorbediende, lid verzet    
Geboorteplaats: Culemborg
Geboortedatum: 01-10-1899
Overlijdensplaats: Aurich-Engerhafe, Neuengamme.
Overlijdensdatum: 28-11-1944
Begraafplaats: Nederlands ereveld Loenen
Gemeente Apeldoorn
Provincie: Gelderland  
Vak: A
Nummer: 724

foto afkomstig en algemene gegevens afkomstig van www.ogs.nl
     


 

Henk Vermeulen  woonde op de Van Pallandtdreef 3, was getrouwd met J. Heij en kreeg bij haar  twee kinderen: Bas en Henny. Hij was boekhouder op de houtzagerij van Verwoerd.

Henk samen met zijn zoon Bas   
   
In Culemborg is hij bij de generatie die de oorlog bewust heeft meegemaakt, nog immer een begrip. Er is zelfs een straatnaam naar hem vernoemd.
Henk organiseerde vanaf 1943 in Culemborg het plaatselijke LO-werk, de landelijke organisatie voor hulp aan, met name joodse, onderduikers en maakte later deel uit van de plaatselijke Knokploeg (verzetsbeweging).
Hij was ondermeer betrokken bij de organisatie van een overval op het distributiebonnenkantoor in de Slotstraat. Hier werden veel bonnen buitgemaakt,  die nodig waren voor de levensonderhoud van onderduikers.
Op 31 juli 1944 werd hij door de Duitsers gearresteerd en naar de gevangenis in Arnhem overgebracht. Hij is daar bij de verhoren zwaar mishandeld, maar is niet doorgeslagen. Er werd bij hem thuis ook niets gevonden, want zaken die in die tijd het daglicht niet konden verdragen had hij opgeborgen op de houtzagerij van zijn werkgever Verwoerd.
  Het paspoort van Henk uit 1938

Hij is niet via Kamp Amersfoort naar Duitsland gegaan, maar via kamp Vught op 5/6 september 1944. Toen naar Sachsenhausen en op 16 oktober van Sachsenhausen naar Neuengamme
Henk werd vervolgens op 5/6 september 1944 overgebracht naar kamp Vught. Hier verbleef hij tot hij werd getransporteerd naar Sachsenhause en op 16 oktober via Neuengamme doorgestuurd werd naar het nieuwe buitenkamp Aurich-Engerhafe. Hier moest hij werken bij de aanleg van de Friesenwall.
 
Op 28 augustus 1944 gaf Hilter het bevel tot aanleg van de zgn. Friesenwall. Het strekte zich uit van de provincies Friesland, Groningen tot het oosten van Frisia. Dit alles ter bescherming van de volledige Noordzeekust tegen een  gevreesde geallieerde invasie.
De barrière bestond uit twee delen, een direct in de dijken aan de kust. Daarachter werd de tweede lijn aangelegd met kanonplatforms en bunkers en met een systeem van tankgrachten. Heden ten dage zijn de tankgrachten die rond Aurich werden aangelegd slechts op enkele plaatsen zichtbaar. Dit is onder andere het geval in Heikebusch en in het Vinkburgerbos. Het had een lengte van 12 km, van Wallinghausen tot achter  de kanaalsluizen in Wiesens.
De tankgrachten waren ongeveer 4 a 5 meter breed, 3 m diep en hadden steile  kanten, waardoor de bodem slechts 50 cm breed was. Militair-technisch waren zij nutteloos, omdat de invasie in het zuiden  plaatsvond en omdat de tankgrachten een invasie uit het noorden ook niet zou hebben kunnen tegengehouden.
De gevangenen in Engerhafe waren gevangenen uit concentratiekamp Neuengamme. Dit  concentratiekamp was sinds 1938 in gebruik en lag ten zuidoosten van Hamburg. Het beschikte over zestig kleinere kampementen in de omgeving. Hier verbleven onder anderen 600 mannelijke inwoners uit de Nederlandse plaats Putten. Zij waren bij een strafexpeditie hier naartoe gedeporteerd.
Half oktober 1944 werden hier vandaan de eerste 400 gevangenen overgeplaatst  naar Engerhafe. In deze plaats was reeds een kamp aanwezig, dat werd gebruikt  door 400 Nederlanders die met de bouw van bunkers in Emden moesten helpen. Het kamp had de beschikking over een kerk, een diaconie en een school.
De gevangenen moesten eerst de omheiningen aanleggen: prikkeldraad, wachttorens  enz. Zij sloten zichzelf a.h.w. op. Daarna werden drie barakken gebouwd die als camouflage werden voorzien van steile daken, zodat zij uit de lucht op echte  landbouwschuren leken. Uiteindelijk werden hier 2000 tot 2200 gevangenen ondergebracht. Elke barak van 50 bij 10 meter beschikte over 40 slaapplaatsen, die elk door twee tot drie personen werden gebruikt. Per bed was er één deken en één strozak beschikbaar. Er was in het hele kamp slechts één klein waslokaal voorhanden, waardoor de gevangenen slechts hun gezicht en handen konden wassen. Als toilet diende een balk boven een gat in de grond, waardoor  ernstige infectieziektes (dysenterie) zich razendsnel uitbreidde onder de  gevangenen.
De voeding was ontoereikend: afgezien van een armzalig ontbijt bestaand uit een stuk brood, ca 20 gram margarine en  een beetje jam en worst kregen de gevangenen alleen `s avonds een dunne soep.
De dag begon ´s morgens om 4 uur met opstaan. Na het ontbijt vond op de verzamelplaats een tel-appel plaats. Om 6.30 uur liepen de gevangenen in rijen van vijf man gearmd naar het 2 km verderop gelegen station in Georgsheil. Hiervandaan werden ze per trein naar Aurich gebracht. Daar begon de voetmars door het stadje tot aan hun werkplek. Hier moesten ze zonder pauze tot het donker werd werken aan de antitankgrachten. Als gereedschap hadden ze slechts  compleet ongeschikte kolenscheppen tot hun beschikking. Het regende in die  herfst van 1944 bijna altijd, ze stonden vaak tot aan hun knieën in het water.  De volledig verzwakte gevangenen waren overgeleverd aan de willekeur van gewelddadige kapo's, die hen sloegen en tot werken dwongen tot ze erbij neervielen.
Engerhafe was in elk geval één van de ergste concentratiekampen in Duitsland. Arbeiders die tijdens het werk het leven lieten, moesten door collega’s over de schouder worden teruggesleept naar het kamp. Na aanhoudende protesten van de plaatselijke bevolking werd hiervoor later door de kampleiding een handkar ter beschikking gesteld.
De ziekenbarak werd dodenbarak genoemd. Dagelijks waren daar 10 doden te betreuren. Zij werden op de aangrenzende begraafplaats eerst in eenpersoons graven begraven, maar door het hoge aantal kwam daar snel een massagraf voor in de plaats. In 1952 werden alle stoffelijke overschotten weer opgegraven en door de nauwkeurige beschrijving in de kerkarchieven konden bijna alle slachtoffers geïdentificeerd worden.
De kampleider was SS’er Erwin Seifert uit Tsjecho-Slowakije, werd in een strafproces in 1966 in Aurich niet vervolgd, wegens gebrek aan bewijs op het punt van beschuldiging van moord en het verjaren van de andere aanklachten.
Het kamp in Engerhafe werd in december 1944 ontmanteld. De laatste begrafenis vond plaats op 22 december 1944. Op 28 december 1944 was de aanleg van de tankgracht klaar.
Enkele maanden later, na de capitulatie, moesten Duitse geïnterneerde soldaten de tankgrachten weer opvullen, waardoor er nu nauwelijks nog een stuk van te  zien is. De barakken werden in de zomer van 1945 door dorpelingen onmiddellijk geplunderd.
Foto's van het kamp zijn er niet. Alleen enkele houtskooltekeningen.

In 1989 werd op het kerkhof te Engerhafe een gedenksteen onthuld met daarop alle 188 namen van de omgekomen slachtoffers van dit beruchte kamp. Ook de naam van Henk staat erbij.

 Rouwadvertenties uit de Culemborgse Courant

 
Oorspronkelijk lag Henk begraven op de Algemene Begraafplaats aan  de Achterweg in Culemborg. De familie besloot echter in 1953 tot een  herbegrafenis. Henk ligt momenteel begraven op het Nederlands Ereveld  te Loenen.
Oorkonde geschonken door de verzetsbeweging aan de familie  Vermeulen in 1946.

In 1950 kreeg Henk postuum het Mobilisatie-oorlogskruis.

 
De foto's en documenten op deze pagina zijn  beschikbaar gesteld door Bas Vermeulen.
Met dank aan: Verein Gedenkstätte KZ-Engerhafe  e.v.
Terug naar de inhoud