Engelse marinier Geldermalsen april 1945 - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Engelse marinier Geldermalsen april 1945

Gemeente West Betuwe > Gesn. Geallieerde militairen > Gesn. Engelsen en Nieuw-Zeelanders
Bron graffoto: R. van de Velde

Op 23 april 1945 is een onbekende Britse marinier in Geldermalsen  begraven. Vermoedelijk maakte hij deel uit van de marinierseenheid die bij  Velddriel-Alem de Maas overgestoken was. Een gedeelte van hen slaagde er niet in  naar het zuiden over de Maas terug te keren en werd door de Duitsers gevangen  genomen en grotendeels in looppas naar Geldermalsen afgevoerd. Tijdens die  tocht zijn er nogal wat mariniers omgekomen. Of deze marinier ook tot deze  eenheid behoorde is (nog) niet bekend.

Tussen 10 en 14 april 1945 verplaatste de Irene Brigade zich van Zeeland  naar de omgeving van 's-Hertogenbosch. De Brigade was nu ingedeeld bij de Britse 116e Brigade die  het Maasvak van Heerewaarden tot en met Besoyen bezette, met van rechts naar  links 30 Bat. Mariniers, Prinses Irene Brigade, 28 Bat. Mariniers (afgelost op  26 april 1944 door 30 Berkshire Regt.). De Brigade kreeg het vak van de  spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Hedel tot Heusden te verdedigen.
Dr. Seyss Inquart, de hoogste autoriteit in Nederland, stemde begin april 1944 ermee in dat de bezette Randstad ongehinderd van voedseltransporten werd voorzien. Hij stelde wel als voorwaarde  dat de geallieerden geen enkele aanval op West-Nederland zouden uitvoeren.  Daar stemde veldmaarschalk Montgomery mee in. "Wij gingen grif akkoord om van deze gunstige gelegenheid een voordelig gebruik te maken en het transport van voedsel, medische middelen en andere goederen die nodig waren, werd meteen in gang gezet", schreef hij later in zijn boek 'Normandy to the Baltic'. Om de voedselaanvoer goed te kunnen regelen, via het Reliefplan, richtte Montgomery een aparte organisatie op. De leiding over dit zogenoemde The Netherlands District kreeg de Britse Major-General A. Galloway. Op zondag 22 april 1945 kondigde Montgomery een algeheel aanvalsverbod af.
De Irene Brigade zat met zo'n 360 parate militairen, onder commando van luitenant-kolonel De Ruyter van Steveninck, ter hoogte van Fort Crêvecoeur, een oud, recht tegenover Hedel gelegen verdedigingswerk. Iets verderop, aan de Maas tegenover Alem, lag het 30ste Bataljon van de Engelse Royal Marines dat werd geleid door Brigadier C. Philips. Geallieerde bevelhebbers hadden de indruk dat vanwege de tyfus in de Bommelwaard er amper nog een Duitse soldaat meer te bekennen zou zijn. Na lang aandringen kreeg kapitein W. de Roos van de Brigade toestemming.  Samen met sergeant-majoor De Bruin en sergeant Balster ging  hij met een van de Engelsen geleende stormboot de Maas over. Helaas zonk deze  boot al snel, maar  bij de sluis lag nog een oude roeiboot. Hiermee leidde hij in de nacht van 18 en 19 april de verkenningspatrouille naar Hedel.
Dezelfde nacht meldde zich een andere bron van  informatie: Gefreiter Walter diende bij een aan de wal gestationeerd  Kriegsmarine-onderdeel. Deze man zag zijn overplaatsing als een degradatie. Hij  was hierdoor zo verbitterd, dat hij in een dronken bui de Führer en zijn regime  vervloekte. Als gevolg hiervan zou hij op rapport moeten komen bij de  Gruppenführer en zag hij nog maar één uitweg: de Maas over. Bij Bokhoven  bereikte hij de wal en werd gevangen genomen. Hij bleek een bron van  interessante inlichtingen.
Na nog enkele verkenningen op 20 april bleek dat de noordelijke oever gedeeltelijk was ondermijnd. Doorgangen door de mijnenvelden voorzag men van witte linten en paaltjes. De burgerbevolking van Hedel bleek al geëvacueerd.
Op 21 april  om kwart over elf vertrok de volgende patrouille van in  totaal zestien man. Luitenant Masthoff was de commandant van deze groep. Vijf man  bleven bij de landingsplaats achter. Een groep van vijf, onder leiding van  sergeant Balster, ging de richting van Hedel verkennen. Masthoff ging met de  overige zes in de richting van Ammerzoden. Een van de mannen (wm. Görres)trapte  in een droge sloot echter op een voetmijn en verloor daarbij een been.  Sergeant-majoor de Bruin, zelf hierdoor gewond geraakt, tilde de zwaargewonde  man op zijn rug terug naar de landingsplaats. De gereduceerde patrouille  vervolgde zijn weg.

Het aanvalsplan Operatie Orange behelsde het volgende: de Irene Brigade steekt bij Hedel de Maas over, consolideert het gebied en trekt op richting Kerkdriel; de Engelsen doen hetzelfde bij Alem, gaan ook naar Kerkdriel en vormen samen met de Nederlanders een bruggenhoofd dat als opstap dient om verder noordwaarts te trekken en de brug bij Zaltbommel te veroveren. Op 22 april om middernacht 24.00 uur ging de operatie van start.
Om de Maas te kunnen oversteken kreeg de Irene Brigade steun van Britse Pioneers, uitgerust met drie Buffalo-landingsboten met een geruisloze motor.  Gevechtsgroep 1 vormde het bruggenhoofd. Ze staken 's nachts via de Dieze de Maas over.   De commandogroep en het eerste en tweede peloton werden bij hectometerpaal 26.1 aan land gezet. Uit de verkenningen bleek dat dit een goede landingsplaats was voor de landingsboten. De Buffalo's keerden meteen terug om het derde en het vierde peloton op te halen. Door technische problemen arriveerden ze echter een uur later. Een twaalftal Britse militairen van de Royal Engineers, ingedeeld bij het tweede en vierde peloton, begonnen de omgeving van het landingspunt op versperringen te controleren. Die bleken niet of nauwelijks aanwezig. Het eerste peloton, onder  commando van sergeant-majoor De Bruin, bleef achter om de landingsplaats te bewaken en de overige drie pelotons gingen richting Hedel  en verrasten de Duitsers volledig en zonder tegenstand namen de Irenemannen stellingen bij de landingsplaats en in Hedel in.   

Viaduct te Hedel, met op achtergrond de  boerderij met commandopost 4e peloton (foto W. van Engelen)

Het vierde peloton van ltn. Rueb, zat in de omgeving van het viaduct, oostelijk onder de weg Den Bosch - Zaltbommel. Het derde peloton o.l.v. serg-maj. Huizinga in het noorden, boven de Woerd. Het tweede peloton o.l.v. lt. Masthof aan de westrand van het dorp, in en om de ruïne van de St. Janschool. (zie kaart hierboven)
De kapotgeschoten slagerij van de Fam. Van den Bogert richtte Majoor Paessens in als commandopost. Deze post, aan het Kleinveld, was goed centraal gelegen. Het radiostation werd onmiddellijk geïnstalleerd onder de toonbank en al snel stond men in verbinding met het Brigadehoofdkwartier aan de overkant. Taak van de gehele gevechtsgroep  was het de Duitsers te beletten door te dringen in Hedel.
Op 23 april   kreeg het eerste peloton van De Bruin bij de landingsplaats voor het eerst de Duitsers in  zicht. Ze werden rond 7.30 uur opgeschrikt door geweervuur vanuit de richting  Ammerzoden. Het ging om een groep van een man of zes die zich ingroeven in de  dijk.
Twaalf Britse Engineers hadden ondertussen een nieuw landingspunt vrijgemaakt van mijnen en versperringen. De plek ligt zuidelijk van Hedel, langs het zgn. Bietenhaventje. Het is de plaats waar vroeger de veerpont  aanlegde en daardoor erg geschikt voor de Buffalo's. De ligging was recht tegenover het Fort Crêvecoeur. De af te leggen afstand over de Maas werd nu belangrijk verkort. Dus minder risico voor vijandelijk vuur. Nadat dit alles was gerealiseerd, begon men met het  overbrengen van de zwaardere wapens, zoals mitrailleurs en mortieren. Die waren  nodig om de gewonnen posities beter te kunnen verdedigen.
Rond 10.00 uur kwam Gevechtsgroep I bij deze landingsplaats  aan land.
Om 11.00 uur gingen twee patrouilles o.l.v. lt. Rueb van de Brigade, richting Velddriel en Kerkdriel om daar contact te maken met de Britse mariniers.
'
De  Rooms-katholieke kerk (foto W. van Engelen)

'Tot aan het spoor hier ging het goed maar daarna kwamen de patrouilles, die bestonden uit tweemaal vier , ss driehonderd meter ver. In enkele dijkhuisjes, ten oosten van het station, zaten  zo'n vijfentwintig Duitsers die ons met Spandaus (mitrailleurs)onder vuur namen. Het bruggenhoofd met de Engelsen kwam niet tot stand.'

Het derde peloton van serg-maj. Huizinga nabij boerderij De Woerd werd  plotseling aangevallen, waardoor het langzaam
 terugtrok. Een gedeelte daarvan bij de R.K.- kerk, waarbij een brenschutter en- helper( J. Grootendorst en R van den Beek) werden gedood. De Duitsers beschikten over verschillende mitrailleurs en verschansten zich in huizen en achter muren. De 30 mannen van het 1ste peloton ondernamen een tegenaanval om de Duitsers weer uit de huizen drijven. Ze kregen voor deze opdracht versterking van een sectie (10 man) van het tweede peloton. Ondertussen leverde de Batterij Artillerie vanuit Vlijmen aan de overkant, uiterst precies werk af.
 
Boerderij De Woerd (foto W. v. Engelen, Hedel)                                                              
Ook de mortiergroep was inmiddels goed ingeschoten en gaf steun, mede hierdoor werd het terrein in de binnenstad voet voor voet  door de Irene Brigade met bajonet en handgranaten veroverd. Dezelfde middag sneuvelde ook sergeant Kraay. Hij was ingedeeld als schutter van een Vickers-mitrailleur bij het vierde peloton van kapitein Post.  Hij kreeg orders om vanaf de kruin vanaf een dijk op de Duitsers in het koolveld  te schieten.  Hier had hij een prima gezichtsveld, maar die positie bleek te gevaarlijk. Hij werd getroffen door een kogel van een sluipschutter. Onder het viaduct kreeg hij een  voorlopig graf.
De Nederlands-Hervormde  kerk te Hedel  (foto W. v. Engelen, Hedel)
De Britse mariniers bij Alem werden ook verrast door de felle Duitse tegenstand. Zij gaven al snel hun bruggenhoofd prijs. De oorspronkelijke operatie met als doel de brug bij Zaltbommel te veroveren werd opgegeven, maar toch kreeg de Irene Brigade opdracht Hedel te behouden. Uiteindelijk als donderslag bij heldere hemel kwam op 25 april om 12.00 uur het bericht dat ook  deze brigade zich moesten terugtrekken naar de zuidoever van de Maas.
Hedel vormde een tragisch slot van de actieve deelneming van de Irene Brigade aan de Tweede Wereldoorlog. De operatie werd ingezet op het moment dat elke dag een staakt het vuren verwacht kon worden. Het vasthouden van een bruggenhoofd zonder enig uitzicht op uitbreiding ervan, was militair gezien een nutteloze onderneming.
 
Terug naar de inhoud