Slachtoffers treinbeschieting mei 1944 - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Slachtoffers treinbeschieting mei 1944

Gemeente Culemborg > Buiten de slachtofferslijst
Treinbeschieting 31 mei 1944 nabij het station van Culemborg
   
Bron foto's Culemborgs Station: Utrechts Archief

Op woensdagmiddag 31 mei 1944 om 13.32 uur werden twee elektrische treinen, van het zgn. mat. '36-type, vlak voor het  station van Culemborg beschoten door Amerikaanse P-47D’s Thunderbolt (bijnaam "Jug") van USAAF 356FG/360FS. Ze begeleidden die dag B-17’s, die vliegveld Gilze-Rijen, het spoorwegemplacement van Roosendaal en drie toevallige doelen aanvielen.

De trein uit 's-Hertogenbosch, met ritnummer 638,
was volgens het spoorboekje de trein van Eindhoven naar Amsterdam, die om 13.33 in Culemborg zou stoppen. Hij werd bestuurd door machinist Nico Ouwerkerk. Juist voordat de  trein het station binnenliep, zag de conducteur aan de rode vlaggen die uithingen, dat er luchtalarm was en waarschuwde Nico. Het was echter al te laat om maatregelen te nemen. De Amerikaanse jagers beschoten bij km. paal 18.2, dus aan de zuidzijde van het station, niet alleen de  trein, maar bestookten hem ook nog met fosforbommen. In deze trein vielen negen doden: de machinist en acht reizigers. Eén ervan stierf van schrik, vier reizigers werden zwaar gewond, één licht gewond. Het treinstel brandde bovendien gedeeltelijk uit.
Van de trein uit de richting Utrecht, met ritnummer 631, is bekend
dat hij bij km. 17.1 werd beschoten, dus halverwege de spoorbrug en het station. Hierbij viel één dode en één licht gewonde. Deze trein was volgens het spoorboekje de trein van Den Haag via Utrecht naar Eindhoven en zou om 13.31 in Culemborg stoppen.

Op weg naar het zuiden beschoten dezelfde Amerikaanse jagers even later ook nog een kolentrein in Geldermalsen. Op deze 31e mei 1944 vonden maar liefst 27 treinbeschietingen in het land plaats, waarbij overigens in Culemborg de meeste slachtoffers vielen.
’s Nachts werden er ook veel treinen aangevallen. Door het lichtschijn van de vuren van de  stoomlocomotieven waren deze in de nacht goed zichtbaar voor de geallieerde vliegers. Tevens kwamen er steeds meer geallieerde aanvallen op het veer, de spoorbrug en het station, waardoor het steeds gevaarlijker werd om zich daar op te houden.

Een soortgelijke elektrische trein zoals die in Culemborg  beschoten is.  Hier op  de spoorbrug van Zaltbommel.
Het betreft het zgn. mat. '36 treinstel, dat vervaardigd werd door N.V.  Werkspoor  te Utrecht. (Bron: Nico Spilt)
 
De lijst van deze negen slachtoffers:

  • Antonius Joannes Marie Lasance werd op 2 augustus 1904 in Zevenbergen geboren, waar zijn vader zijn eerste artsenpraktijk had. Zijn ouders waren de in Amsterdam geboren Antonius Josephus Henricus Lasance (1870-1939) en de eveneens in Amsterdam geboren Carolina Maria van der Hulst (1870-1942). Zij kregen samen zeven kinderen, waarvan er twee vroegtijdig zijn overleden:
    • Wilhelmus Josephus (1903 -1906),
    • Antonius  Joannes Marie (1904 -1944),
    • Marietje (1906 -1906),  
    • Anna Johanna Maria (1907 - 1992),  
    • Carolina Francina Louise Maria (1909 - 2011),
    • Henricus Antonius Marie (1910 - 2001),
    • Leonie Martina Maria (1912 - 2008).

Anna en Leonie kozen voor het contemplatieve kloosterleven bij de Benedictinessen in Oosterhout. Carolina bracht een groot deel van haar leven door in Afrika als Witte Zuster.
Henricus (Han), woonachtig in Engeland, kwam in 1944 met de Prinses Irene Brigade naar het vasteland, maar pas in mei 1945 naar Voorburg.


 
Ton trouwde op 22 oktober 1934 met Everdina Lambertina Antonia ("Ini") Bakker (1908-2005). Ze kregen samen in Voorburg (ZH) vijf kinderen: drie zonen en twee dochters:
Anton C.G.M. (*1935),
Johannes E.G.M. (*1937),
Peter Willem Gemma Marie (1939-2010),
Gemma M.J.M. (*1940)
Ansfride  A.W.G.M. (*1944). Dit vijfde kind werd op 30 juli 1944, twee maanden na Ton’s overlijden, geboren.

Ton was makelaar in onroerende goederen en was op 31 mei 1944 vanuit Den Bosch op weg naar huis, waar hij voor een verzekeringsmaatschappij taxaties had verricht.

Woonhuis van Ton Lasance in Voorburg, Laan van Nieuw Oosteinde 492

Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen en Jo Lasance

  • Gijsbert van Iterson is geboren op 21-06-1894 te Geldermalsen als zoon van koopman/veehandelaar Jan Hendrik van Iterson (1848-1921) en Jantje van Meeteren (1860-1932).

Hij trouwde, 26 jaar oud, op 02-06-1921 te Geldermalsen met de 23-jarige Frederika Blom (1897-1992). Gijsberts moeder legde haar toestemming voor dit huwelijk vast in een verklaring.

Gijsbert had hetzelfde beroep als zijn vader: koopman/ veehandelaar.

Gijsbert en Frederika kregen vier kinderen:
  • Jannie Hendrika (1922-1949), getrouwd met Jan Willem van ’t Verlaat
  • Gerard Jan  (1924-1993)
  • Clara Willy Barendina (*1933-2004).
  • Gijsbert Frederik (1935-1936)


Het woonhuis van de Van Itersons op de Bredestraat in Meteren (Bron: Google streetview)

Gijsbert was op die bewuste 31 mei 1944 per trein op weg naar Utrecht. Hij probeerde bij de bevoegde instanties vrijstelling te krijgen voor de Arbeitseinsatz voor zijn toen 20-jarige zoon Gerard. Die was nl. onmisbaar op de boerderij.
Zijn zwager Barend Blom heeft hem op het station van Culemborg moeten identificeren.

Het  graf op de begraafplaats in Meteren van Gijsbert en Frederika.

Met dank aan Gijsbert van Iterson  (kleinzoon slachtoffer) en de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen
  • Johanna
    Kruijer, geboren in Haarlem op 9 augustus 1914 en ook wonende te Haarlem.
    Zij was een dochter van Pieter Kruijer
    (1886-1979), die ook de
    aangifte deed, en van Johanna Maria Landmeijer (1892-1918). Ze kregen samen drie kinderen.

De  29-jarige Johanna ("Joke") Kruijer was getrouwd met David Jacob Antonie Geluk (*1909) en kreeg drie kinderen bij hem:
  • Ineke  (*1937)
  • Hugo (*1940)
  • Ruud (*1941)
Zij woonde met haar gezin op de Lambrecht van Dalelaan 48 in Haarlem.
Het huis met de vlaggenstok was het vml. woonhuis van de familie Geluk.

(Bron foto woonhuis:  Google-streetview)

David was op een gegeven moment door de SD opgepakt, vanwege 'de zaak Lohman' m.b.t. de verspreiding van de verzetskrant "Vrij Nederland" in Haarlem. Hij belandde daardoor in kamp Vught. Zijn vrouw en schoonmoeder bezochten het kamp daar afwisselend om de week, maar kregen hem nooit te spreken. Opeens kwamen er geruchten dat er in kamp Vught een transport op stapel stond van personen die naar Auschwitz overgebracht zouden worden. Johanna was erg bezorgd en wilde persé naar Vught, ondanks dat het niet 'haar beurt' was. Op de terugreis is zij bij de beschieting van haar trein om het leven gekomen. Volgens ooggetuigen schijnt één van de zwaargewonde vrouwelijke slachtoffers naar hulpverleners geroepen te hebben: "Ga eerst maar andere helpen, mijn man is toch op weg naar het concentratiekamp." Dit zou dus heel goed door Johanna gezegd kunnen zijn.
David werd volgens 'ENTLASSUNGSCHEIN, HERZOGENBUSCH, den  4.6.1944" (zondag) vrijgelaten na tussenkomst van zijn advocaat Stomps. Dit vanwege een Duits gebaar, doordat de geallieerden de dood veroorzaakt hadden van burgers. Of hier o.a. de treinbeschieting in Culemborg mee bedoeld werd, is niet zeker. Toen David op weg naar huis in de trein zat van Amsterdam naar Haarlem, kwam een kennis naar hem toe en condoleerde hem met het verlies van zijn vrouw. Hij was hier echter nog door niemand van op de hoogte gebracht.

Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen








  • Nicolaas Arnoldus
    Ouwerkerk, 43 jaar, machinist van deze bewuste trein, geboren te Rotterdam en wonende te Eindhoven, gehuwd met Lisa Catharina van den Dungen, zoon van Nicolaas Cornelis Ouwerkerk en van Hendrika van de Grint.



Nico (rechts) met een collega bij zijn trein rond 1938 (Bron: Ellij Rooyakkers)

Bron: Spoor- en Tramwegen van 15 juli 1944

De Rotterdamse machinist Nicolaas Arnoldus Ouwerkerk, zoon van machinist Nicolaas Cornelis Ouwerkerk en Hendrika van de Grint, trouwde op 25-jarige leeftijd op 3 december 1925 te Eindhoven met de 20-jarige Bergeijkse dienstbode Lisa Catharina van den Dungen, dochter van schoenmaker/opperman/landbouwer Peter Johannes van den Dungen en de Lommelse Catharina Dingens. Bij het huwelijk in Eindhoven van de 25-jarige Nicolaas Arnoldus Ouwerkerk in 1925, was zijn moeder Hendrika van de Grint inmiddels overleden, zijn vader Nicolaas Cornelis was toen 60 jaar en woonde in Rotterdam en inmiddels hertrouwd met Maria Catharina Rollenbergh.


Woonhuis fam. Ouwerkerk aan de Melkweg 61 te Eindhoven (Bron: Google-streetview)

Nicolaas en Lisa woonden op de Melkweg 61 in Eindhoven.  Ze kregen samen twee kinderen: Nicolaas Petrus (1927-1996) en Toos (*1933).
"Nico" was één van de eerste wagenvoerders (= machinisten) in Nederland op de elektrische trein. Zijn indiensttreding in 1938 viel nl. samen met het in dienststellen van het zgn. elektrische middennet, waarvoor het mat. '36 aangeschaft is. Hij reed vnl. op de route Eindhoven-Amsterdam.  
Op 31 mei 1944 waarschuwde de conducteur Nicolaas, net voordat de trein het station van Culemborg binnenliep, dat er luchtalarm was. Hij zag dat aan de rode vlaggen die uithingen. Het was echter al te laat om maatregelen te nemen. De vliegtuigen beschoten de trein en bestookten hem ook met fosforbommen. Nicolaas werd nog wel door hulpverleners zwaar verbrand uit de cabine gehaald, maar overleed kort daarop. Nog diezelfde dag kreeg de vrouw van Nicolaas, via "twee heren in donkere pakken" het vreselijke nieuws te horen.
Eén van de daarop volgende dagen stuurde men vanuit Culemborg nog wel persoonlijke eigendommen naar zijn vrouw toe, zoals zijn bril. De bijbehorende brillenkoker was door kogels zwaar beschadigd.
Enkele dagen later is Nicolaas onder grote publieke  belangstelling begraven op het St. Martinuskerkhof in Tongelre, de Eindhovense wijk waar hij woonde. Een grote storm op 18 januari 2007, velde een 200-jaar oude monumentale boom. In zijn val nam die boom 28 grafmonumenten mee w.o. die van Nico Ouwerkerk. Op 8 oktober 2007 zijn daardoor alle zwaar beschadigde graven geruimd.

Met dank aan: http://genealogie.dannypeeters.nl/











Deze bronzen plaquette (Foto: R. van de Velde) in de reizigerstunnel van het station in Eindhoven is aangebracht ter nagedachtenis aan 15 personeelsleden van de NS, die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Hun namen luiden: F.H. Beckers, J. Beringer, H. van Beusekom, J.G.H. Bossewinkel, G. van den Braak, G.J. van Bragt, F.H. van den Broek, J. den Hollander, J.H. van Hout, H.A. Huizing,  W.J. Jonker, A.C. Kuijpers, N.A. Ouwerkerk, F.J. Schoenmakers en M.T. van de  Zanden.
Onder de namen is een afbeelding van een gevleugeld wiel aangebracht. Dit is het voormalige symbool van de Nederlandse Spoorwegen. Het gedenkteken is een uniforme plaquette die is aangebracht in 110 Nederlandse stationsgebouwen.
De namen van de omgekomen personeelsleden staan ook vermeld op het  'Monument voor het Gevallen Spoorwegpersoneel' in Utrecht.
 
Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen-Bergmaier en Toos Rooijakkers-Ouwerkerk, Ellij Rooijakkers.
 
  • Jan Vriend, 63 jaar, Rooms Katholieke priester, geboren te Hoogkarspel en wonende te Nuenen, zoon van Dirk Vriend en Catharina Oud.

Jan Vriend  S.J. werd geboren op 25-12-1880 in Hoogkarspel (zijn vader heette Dirk en zijn moeder Catharina van Oud). "Joannes" volgde de humaniora (Latijnse School) in Gemert van 1893 tot 1899 en trad daarna, op 26-9-1899, in bij de Jezuïeten op het noviciaat Mariëndaal, bij Grave. Zijn eerste geloften legde hij af op 27-9-1901.
Na zijn interne opleiding filosofie en theologie, volgde op 24-8-1915 de priesterwijding in Maastricht, toegediend door Mgr. L. Schrijnen van Roermond. Zijn laatste geloften legde hij af op 2-2-1918 in Amsterdam (coadiutor  spiritualis).
Hij was in 1928 gepromoveerd bij de hooglereraar A. Swaen aan de iniversiteit van Amsterdam op een proefschrift over The Blessed Virgin Mary in the Medieval Drama of England.
Tussen 1918 en zijn overlijden was hij werkzaam in ondermeer:
Amsterdam (Ignatiuscollege, docent Engels),
Nijmegen. Hier was hij docent Engels op het Canisiuscollege tot doofheid hem dwong deze functie op te geven. Hij kreeg toen de functie van Procurator van het Caniuscollege.
Den Haag (socius c.q. secretaris van de procurator),
Spaubeek (retraitehuis, spirituaal) en het retraitehuis in Venlo (id.). In Venlo begon hij in 1942.
Joannes was o.m. bevriend  met de kunstenaar Herman Moerkerk.

Klooster in Nuenen toen en nu
    
 
Priesterwijding                                                                             Paspoort van Jan                                                                                         
                                                                        


Herinnering  aan 25-jarig jubileum

Dagboekaantekeningen van Hermanus Alphonsus  Aldenhuijsen, Pastoor te Nuenen in 1944:  "De  Jezuïeten, 18 in getal (3 priesters, 12 fraters en 3 broeders) komende van Maastricht en Valkenburg, verbleven vanaf half april 1942 tot aan het einde van de oorlog, in het nieuwe parochiehuis. Zij waren door de Duitsers uit hun klooster gezet."


Met dank aan  Jan Vriend (neef uit Oosterblokker), Foppe de Lang (Nuenen) en leden van  het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen
  • Adrianus Adolph Gustav
    Wolff, 42 jaar, kantoorbediende, geboren en wonende te  Amsterdam, gehuwd met de uit Gestel en Blaarthem afkomstige Justina Maria Bergmans. Hij was de zoon van Adolph Otto Wolff en van Jacqueline Adriana Josina (Anna) van der Hengst.


Ad  en zijn zoon Otto in 1936 op de Scheveningse boulevard

Adolph Otto Wolff, de vader van Adrianus (Ad), was reserve kolonel in het leger.
Op de derde regel staat hij nogmaals. zijn dochter  op regel twee, trouwt Johannes Hendrikus Egbertus Schmidt.
Achter de naam van zijn vrouw op de onderste regel, staat dat ze in 1936 naar Den Haag ging, ter huize van Schmidt.


Fam.  Wolff, oktober 1941

Amsterdammer Ad Wolff trouwde op 3 februari 1931 met de nabij Valkenswaard geboren Justina Bergmans. Op 2 april 1932 werd hun enige kind geboren: Adolph, Otto, Matthieu. Het gezin woonde toen op de begane grond van de Genestetstraat 16 in Amsterdam.
In het begin van de oorlog moest Ad voor de arbeidsinzet naar Duitsland. Hij kwam terecht op een vliegveld in Berlijn. Omdat hij over een zo'n goede talenkennis beschikte, kwam hij daar al snel op kantoor terecht.
Hij keerde in 1943 weer terug naar Amsterdam en was hier actief als effectenhandelaar. In die hoedanigheid was hij op 31 mei 1944 aan het werk in  Brabant. Toen zijn gezin bericht kreeg van het overlijden van Ad
, gingen zijn vrouw en zoontje de volgende dag meteen naar Culemborg om hem te identificeren.  Op het station van Culemborg stonden de kisten van de slachtoffers opgesteld in  een rij. Zoon "Otto" herkende zijn vader aan de schoenen die voor de kist stonden. Hij was voor de rest onherkenbaar door schoten in zijn nek en onderbuik.
Links het woonhuis van de fam. Wolff, De Genestetstraat 16 hs te Amsterdam (Bron: Google streetview)

Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen


  • Louisa Antoinetta Petronella ("Wies") v
    an Winkel, 27 jaar, muzikante, geboren te Strijp  en wonende te Eindhoven, dochter van Petrus Martinus Adrianus van Winkel en van , Anna Catharina Josephina Teurlinckx.


 

Dit zijn drie foto's van het pand Wal 17, het woonadres van Wies van Winkel, in de binnenstad van Eindhoven. Het pand werd tot 1926 bewoond door de familie Teurlinkx, de ouders van de moeder van Wies. Op de eerste foto staat Guus van Winkel. In 1941 is de voorpui veranderd, doordat er een kapsalon in werd  gevestigd.
Beneden was de herenkapsalon van Louis van Winkel  en boven de dameskapsalon van zijn broer Guus. De moeder van Wies bleef, na het  overlijden van haar man, hier tot haar dood in 1953 wonen.
In 1959 is er verbouwd aan de voorgevel, die was gescheurd vanwege het heien van het nieuwe bankgebouw ernaast. Bij de twee laatste foto's is links de muur van de ABN-Bank, thans ABN-AMRO, te zien. De rechtse foto is de situatie rond 1970. Vervolgens breidde de bank uit  en werd de kapsalon gesloopt.
Louis van Winkel heeft na de sloop van dit pand nog op de eerste etage boven het kantoor van Groot Eindhoven aan de Paradijslaan gezeten.
Vader Petrus Martinus  Adrianus van Winkel werd  in Rotterdam geboren op 26-01-1885 en overleed op 28-10-1952 in Eindhoven. Hij was slachter in de keuken van de Philips-fabriek. Wies' moeder was Anna Catharina Josephina Teurlinckx. Zij werd geboren op 19-03-1885  in Eindhoven en overleed in 1955. Zij  trouwden op 28-08-1912 in Eindhoven en kregen samen vier kinderen:

  • Nettie van Winkel (1911-1999), trouwt met Petrus Jacobus (Sjaak) van Wielink (1909-1968)

Vader Piet was in zijn spaarzame vrije tijd koperslager en maakte deze afbeelding naar een foto van Wies (Foto R. van de Velde)

  • Louisa Antoinetta Petronella (Wies) van Winkel.   Zij was bondoleonist/ accordeonist/ xylofonist/ pianist bij het Haags Concertgebouw Orkest. Hiervoor
moest zij vier maal in de week per trein van Eindhoven naar Dan Haag. Op 31 mei 1944 werd de treinreis haar   noodlottig. Ze wilde altijd in de voorste wagon zitten, vlakbij het raam, zodat ze de rails goed kon zien. Dit was nu juist de plek in de trein die het gevaarlijkst was. Toen de familie op de hoogte werd gebracht van haar   dood, moest haar vader samen met zijn schoonzoon Sjaak naar het Culemborgs station om haar te identificeren. Laatstgenoemde staat ook op haar   overlijdensakte vermeld.

  • Louis van Winkel (1920-2009), trouwde met Annie van Stipdonk (*1920)
  • Guustaaf van Winkel (1926-2005),
    trouwde met
    Hendrika Wilhelmina Gezina Mulder (1930-2003)

Het indrukwekkende graf van Wies, op de Catharina begraafplaats nabij het Frederik van Eedenplein, vlakbij het centrum van Eindhoven. (Foto R. van de Velde)

copyright@ all rights reserved
Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen


  • Eduard Johan
    Koch, 47 jaar, directeur Ingenieursbureau Bouwnijverheid, geboren  te Atjeh en wonende te Wassenaar, gehuwd met Johanna Louise Fischer, zoon van  Eduard Adriaan Koch, arts en van Johanna de Vlugt.


Eduard in december 1938

De in 1896 in Kota Radja (vml. Ned. Indië) geboren Eduard Koch was mede-directeur van IBB (Ingenieursbureau voor de Bouwnijverheid, tegenwoordig Condor te Oegstgeest). Uit zijn eerste huwelijk had hij twee kinderen: Eeds en Kaay en uit zijn tweede huwelijk met Johanna Louise Fischer één zoon: Tonny (*1939). Het gezin woonde toen op de Middelweg 19 te Wassenaar. In de oorlogsjaren werd dit huis gevorderd door de Duitsers en trokken ze tijdelijk in bij een familie op de Amazonelaan te Wassenaar. De naam van deze straat is in 1947 veranderd in Schout bij Nacht Karel Doormanlaan.


Woonhuis van  de familie Koch aan de Middelweg te Wassenaar (Bron foto's: Ton Koch)

De bewuste 31 mei 1944 was Eduard voor zijn werk op  weg naar Brabant. Hij was door herrangering op het station van Utrecht in één van de eerste wagons terecht gekomen. Eduard was het enige slachtoffer uit de trein, met ritnummer 631, die van Den Haag, via Utrecht naar Eindhoven zou rijden. Hij zou om 13.31 in Culemborg stoppen, maar werd door Amerikaanse jagers halverwege de brug en het station Culemborg beschoten.
Toen de familie bericht kreeg van het overlijden van Eduard, gingen zijn vader en boekhouder van zijn bedrijf de volgende dag meteen naar Culemborg om hem te identificeren. Op het station van Culemborg stonden de kisten van de slachtoffers opgesteld in een rij. De 48-jarige boekhouder Peter Heijstraten tekende de overlijdensakte. Vreemd genoeg leverde de politie de volgende dag de schoenen van Eduard thuis af.

Uit: De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 juni 1944

De zus van deze overleden Ir. Eduard Johan Koch is mevrouw Johanna Elisabeth Lely-Koch. Haar schoonvader was Conelis Lely, de bekende ingenieur van o.a. de Zuiderzeewerken en de aanleg van de afsluitdijk.


Getuige deze advertentie hertrouwde de weduwe van Eduard op 15 oktober 1948.




Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen-Bergmaier en Ton Koch

 
  • Adriana Cornelia Hesemans, 33 jaar, geboren en wonende te Hedel, dochter van  Martinus Hesemans en van Antonia van den Berk.

De ouders van Adriana Cornelia waren wagenmaker/timmerman Martinus Hesemans (1869-1948) en Antonia van den Berk (1877-1945).  Zij overleed tijdens de evacuatie in januari 1945 in Maasdriel.
Het paar trouwde in 1901 en v
an hen zijn deze kinderen bekend:
  • Martinus 1901-1903, 15 maanden oud
  • Elisabeth Johanna Maria (1903-1991), verpleegster in  Amsterdam en de moeder van Louk.
  • Johanna Maria (1905-1959), naaister, trouwde met de uit 's-Hertogenbosch afkomstige boekhouder Martinus Marinus de Gouw 1904-1999 (hij hertrouwt met Catharina E (Toos) Rooijmans
  • Martina Maria 1906-overl. ?,  trouwde in 1938 met Alphonsus Gerardus van Beers 1911-1943 (overleden in Vught)
  • Adriana Cornelia, geboren op 11 december 1910
  • Johanna Antonia (1913-1914), 8 maanden  oud
  • Cornelis Adrianus (1915-1962)

Adriana is de 'tante Jeanne' uit de beschrijving van de destijds 7-jarige Louk  Hesemans, die deze treinbeschieting overleefde:

Ooggetuigenverslag van Louk Hesemans uit het Friese Holwerd

Op zaterdag 31 mei 1944 werden nabij het station van Culemborg twee treinen beschoten. Hierbij vielen negen doden en vele gewonden. Alleen al in de trein waar ik in zat, vielen acht doden en tien zwaargewonden. Over dit voorval wil ik hier wel wat vertellen.

Beschieting
Vlak voor het station Culemborg werd onze trein beschoten. Het gebeurde vaak op deze plek zo vlak voor dat een trein het station binnen reed, omdat de trein dan langzamer gingen er een vrij schootsveld was voor de vlieger. Vanaf oktober 1942 werden treinen beschoten, maar toen was het nog een zeldzaamheid. Ook 's nachts werden treinen vaak beschoten, omdat zij dan, door de lichtschijn van de vuren van de stoomlocomotieven, goed zichtbaar waren. We zouden de trein van drie uur nemen naar Amsterdam. Maar opeens had mijn tante Jeanne, de jongste dochter van mijn  grootouders, het idee om de trein van twee uur te nemen, omdat zij dan nog voor het donker terug kon zijn.

Waarom die beschietingen?
Met treinen roofden de bezetters ons land leeg. Zij hadden in de gaten dat zij de strijd  uiteindelijk zouden verliezen en stalen alles wat los en vast zat, om straks thuis nog wat te hebben. Al het vee, maar ook al het meubilair, dat zij stalen uit de huizen van vooral Joden die gedeporteerd, werd via een speciaal opgerichte verhuismaatschappij opgehaald en op de trein gezet, richting  vaderland. Fietsen, meubilair, kunstwerken alles was welkom. Maar erger nog de treinen werden ook gebruikt om mensen naar de vernietigingskampen te brengen. Iedere dinsdag vertrok er een trein van Westerbork naar Auschwitz. Daar waren ook familieleden, vrienden en kennissen van ons gezin bij. Op 13 september 1944  was de laatste van totaal 46 transporten die plaats vonden.

Het gevaar van de beschietingen.
Vanuit, meestal Engelse jagers, werd de locomotief beschoten. Omdat het een stoomketel was, vloog deze in de lucht of minimaal in brand. De machinist overleefde dit praktisch nooit. Maar van de tien kogels die werden afgeschoten gingen er negen de andere kant op. Meestal kwamen die terecht in de voorste treinstellen en daar vielen dan ook bijna altijd slachtoffers. Na enige tijd wisten de reizigers dit en bleven de eerste drie wagons leeg. Wij wisten dat niet. Er was wel enige gevaar en we waren ook wel gewaarschuwd voor eventueel gevaar, maar mijn familie vond dat het wel kon. Mijn tante werd dodelijk getroffen en ik werd zwaar  gewond. Toen we de vliegtuigen hoorden, moest ik gaan liggen op de grond, zoveel mogelijk onder de houten bank. Ik zag mensen uit de trein springen, sommigen met hun aktetas voor zich uit, dwars door het raam en de sloot over.

De gevolgen en een staking
Het gevolg van dit alles was dat de regering in ballingschap besloot een algemene spoorwegstaking uit te roepen op 17 september 1944. De bezetter was hier zo boos over, dat zij al het transport en vooral dat over water verboden. Dit verbod werd pas op 8 oktober 1944 opgeheven, maar had grote gevolgen. Men durfde niet meer te varen. Men was alsnog bang beschoten of afgevoerd te worden en dat hield in dat er geen transporten meer waren naar het Westen. En dat had weer tot resultaat, dat er voedselgebrek ontstond, dat er honger werd geleden en dat de laatste winter van de oorlog ook meteen de slechtste werd.
De ontvangsthal

Wat waren de gevolgen voor mij persoonlijk?
Ik lag gewond op de vloer. Maar was nog wel bij kennis. Ik haalde scherven glas en  splinters hout uit mijn gezicht, armen en lichaam. Ik proefde bloed. Maar het  vreemde was...het was doodstil. Ik riep naar mijn tante Jeanne, maar kreeg geen antwoord.  Was opeens van de wereld, maar even later weer bij kennis. Eindelijk kwamen er  mensen die mij uit de trein haalden. En naar het ziekenhuis Sint Barbara te Culemborg brachten. Hoe? Dat weet ik echt niet meer. Ik lag opeens in de hal van het ziekenhuis. In shock. Ik vroeg steeds dan weer om warm, dan weer om koud  water. Ik werd opgehaald en naar de operatiekamer gebracht. Mijn laatste herinnering was een grote lamp die boven mijn gezicht hing. Weken later werd ik  pas wakker in juli 1944. Ik lag daar op een grote mannenzaal, als enig jochie net zeven jaren oud. Ook daar heb ik wel het een en ander meegemaakt, maar deze herinneringen bewaar ik ook maar voor later. Wel schrok ik opeens: ik zag een lege plek in mijn bed, ik miste een been, maar voelde het nog wel. Vreemd hoor.  Maar het zou allemaal wel goed komen zeiden de paters en nonnen. Het been moest geamputeerd worden, omdat er te veel schade was aangericht. Op 2 augustus ben ik weer naar Amsterdam vervoerd met een legerauto. Ik was weer thuis na de Pinkstervakantie die op 24 mei begon, de verjaardag van mijn overleden vader.

Deze foto van Louk is genomen achter het toenmalige Barbaraziekenhuis eind juli 1944 (bron: weblog Louk)

Telegram die de familie stuurde naar de geëvacueerde moeder van Louk
N.a.v. een door de webmaster geplaatst artikel in de Culemborgse Courant van 20 februari 2013 over dit voorval, hebben zich vier Culemborgse  getuigen gemeld:

Het betreft de toen 17-jarige Nico van der Sluis.  Hij was bankmedewerker van de Rotterdamse Bank met als standplaats Utrecht. 's  Morgens ging hij eerst per trein naar Utrecht om vervolgens met een aktetas per  trein naar het filiaal in Geldermalsen te reizen. 's Middags reed hij weer per  trein naar een filiaal te Culemborg. Hij was net nabij het station in Culemborg  toen de beschieting begon. Hij werd door twee Duitsers uit de trein gesleept en  in de berm naast het spoor gelegd. Hij had zijn rijkelijk gevulde aktetas nog  steeds tegen zijn borst geklemd. Hij voelde dat hij gewond was aan zijn oor en  borst. Hij zette het meteen op een lopen naar huis en ging van daaruit meteen  door naar een arts. Die constateerde dat er een stuk van een kogel in zijn  borstbeen zat. Die is echter nooit verwijderd.
De Rotterdamse bank was zo blij dat Nico de administratie en een groot  geldbedrag had weten te redden, dat hij een boek kreeg: Europa Ahoy, over de  geschiedenis van een zeilschip. Voorin zit een soort oorkonde.
Nico heeft nooit weet gehad van het grote aantal slachtoffers van deze  treinramp.

Corrie Collé was 10 jaar toen ze  samen met enkele vriendinnetjes, w.o. Annie Rink, bij het station in Culemborg  aan het spelen was. Bij het horen van de schietende vliegtuigen, wierpen ze zich  tegen de spoorberm aan. Toen het achter de rug was, ging Corrie als eerste een  kijkje nemen en zag dat Duitse soldaten sieraden afnamen van de gewonden en  verminkte lijken. Vervolgens zag zij dat die op een boerenkar werden geworpen  van de Fa. Van Vuren en spoorslags naar het Barbaraziekenhuis werden gebracht.

Willie Lamboo was ook 10 jaar. Zijn vader had een  aannemingsbedrijf en was met een collega aan het werk aan een woning aan de  westkant van het station, waar nu Hussen is gehuisvest. Zij moesten plotseling  schuilen toen de beschieting kwam. Duitsers hadden op het station ook  afweergeschut opgesteld en vuurden ook op de vliegtuigen. Zoon Willie is meteen  gaan kijken hoe het met zijn vader was, maar hij en zijn collega waren  ongedeerd.
De toen 16-jarige Joke Wammes woonde op Parallelweg-Oost 15. Bij de beschieting van de treinen werd ook hun  woonhuis geraakt en brandde helemaal af. Zij zijn alles wat ze bezaten hierdoor  kwijtgeraakt. Ze mochten met hun twaalven tijdelijk inwonen bij de buren, familie  Van Raay, die voorbij 't Melkbrugje woonden.
Joke kon zich nog goed herinneren dat de doden en gewonden uit de trein werden  gehaald. Het gekerm en geschreeuw dat hiermee gepaard ging, klinkt nog in haar  oren.  

Veel dank aan leden van de StamboomVragenForum, m.n. Ludmilla van Santen,  Victor Lansink van Het Utrechts Archief en de diverse familieleden van  bovengenoemde slachtoffers.
Terug naar de inhoud