Dhr. J. Doornhein uit Geldermalsen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. J. Doornhein uit Geldermalsen

Gemeente West Betuwe > Gesn. NL-militairen
Achternaam: Doornhein
Voornamen: Jan
Voorletters: J.
Rang: Korp. Mil. onderdeel I-II-17 R.I.
Geboorteplaats: Oss
Geboortedatum: 22-02-1917
Overlijdensplaats: Veghel
Overlijdensdatum: 11-05-1940
Begraafplaats:  Nieuwe Gemeentelijke Begraafplaats te Geldermalsen
Gemeente: Geldermalsen
Provincie: Gelderland
Vak: B1
Nummer: 293


Bron foto graf: OGS
De ouders van Jan waren directeur van het plaatselijke postkantoor te Geldermalsen Pieter Doornhein (1884-1948) uit Alphen aan den Rijn en telefoniste Fenneke de Jongh (1888) uit Hatert-Nijmegen. Ze trouwden op 2 juni 1911 in Nijmegen en woonden vervolgens in Oss, Vught en vanaf januari 1937 in Geldermalsen.
Ze kregen twee kinderen:
  • Jacoba Jeanette (*1912), onderwijzeres, trouwde in 1937 in Vught met Theodore Jean Francois Maréchal (1909-1945)  
  • Petronella (*17-04-1913)
  • Jan (1917-1940)

Jan  Doornhein was als tekenaar/bouwkundige sinds 31 maart 1939 in dienst bij het Centraal Beheer van de Staatsmijnen te Heerlen. Hier woonde hij op de Honingmanstraat 31.
In september 1939 werd Jan bij de algehele  mobilisatie opgeroepen voor militaire dienst. Hij werd ingedeeld bij de infanterie.


Jan Doornhein (foto op gedenksteen bij Veghel)

In personeelblad van de Staatsmijnen (juni 1940)

Op  de avond van 10 mei 1940 kregen troepen van de Peelraamstelling rond Boekel het bevel van de commandant van de Peeldivisie zich terug te trekken op de Zuid-Willemsvaart. Bij Veghel werd langs het kanaal een front met een lengte van 12 kilometer gevormd  door drie infanterie-eenheden: I-13 R.I., 1-II-17 R.I. en 2-II-2 R.I. Op 11 mei 1940 bereikte de bezetter het kanaal.


Manschappen 1e Compagnie van het II-de Bataljon van het 17-de Regiment Infanterie te Zijtaart

In de meidagen van 1940 was Jan als dienstplichtig korporaal ingedeeld bij II-17 R.I., het tweede bataljon van het zeventiende regiment infanterie, dat het vak Boekel in de Peel-Raamstelling moest verdedigen. Zijn sectiecommandant in de eerste compagnie was Jan van der Linden uit Den Bosch, een evenwichtige, rustige onderofficier, die gezien was bij de troep, maar ook bij zijn collega’s.
In het vak Boekel was op 10 mei nauwelijks geschoten, maar in het vak ernaast werd zwaar gevochten: bij Mill forceerden de Duitsers een doorbraak, waarop de commandant van de Peeldivisie besloot ’s nachts terug te trekken op de Zuid-Willemsvaart. Het tweede bataljon moest de sector tussen Veghel en Keldonk verdedigen, waarbij de eerste compagnie de brug en de sluis bij Veghel en de weg naar Zijtaart langs het kanaal kreeg toegewezen. Na de nachtelijke mars kwam de eerste compagnie om 5.30 uur in Veghel aan.

Onmiddellijk begonnen de vier secties zich met behulp van pionierschopjes in te graven.
Voor het gevecht aan de kanaaldijk bij Zijtaart laten we enkele soldaten zelf aan het woord. Huub Lafleur:  "Mijn sectie kwam als eerste bij de brug. Wij moesten ons met onze pioniersschoppen ingraven aan de dijk. De dijk was dichtbegroeid, de kanaal was 16 meter breed en aan de andere kant was zo’n dijk. Ik had links naast mij aan het werk voor in te graven Cees Bouwman en Harry van Hulten als mitrailleur schutter en helper. Ik zelf lag +/- 4 meter naast deze schuttersput en daar tussenin had zich Doornhein geplaatst, hij vroeg hierom. En dan maar graven in die dijk, wij moesten zandzakken vullen met grond van de dijk voor borstwering. Wij hadden tot nu toe wel eenige schoten gehoord, maar dat was nog ver weg, en we hadden niet de minste gedachten met welk geweld de vijand op ons af kwam. Zo tegen 9 uur had ik mijn put klaar en ben toen Bouwman en Van Hulten gaan helpen de mitrailleur in stelling te brengen. 1e Luitenant Colen kwam voorbij, hij had de rozenkrans in de hand en bad. Hij bleef bij ons stilstaan en vroeg: “Wie ligt hier?” Ik zei dat het mijn put was. “Je ligt te ver van de mitrailleur af”, zei hij, “ wissel maar met Doornhein.” “ Ja,”  zei Doornhein, “ als dat zo is, heb ik reeds mijn put klaar.”  Ik lette er niet op en hielp verder aan de mitrailleursput.
Bron: http://oudzijtaart.nl/Kroniek/K1940.htm

Schuttersputjes voor de manschappen en stellingen voor de zware wapens. Toen de troepen over het kanaal waren, werden de bruggen opgeblazen. De westelijke oever van de Zuid-Willemsvaart was feitelijk ongeschikt voor de verdediging, omdat hij lager lag dan de oostelijke oever, waar de provinciale weg Den Bosch-Helmond over liep.

De 1e Compagnie vormde met twee stukken 6-veld de linkerkant van het  bataljonsvak west van het gehucht Zijtaart. Het was een kilometer ten zuidoosten van Veghel dat de Duitsers de eerste doorbraak over de Zuid-Willemsvaart wisten te forceren, toen zij de ophaalbrug bij Keldonk wisten te herstellen en met enige pantserwagens, lichte tanks en motorrijders van de 9e Aufklärungsabteilung (verkenners van 9.PD) over de Vaart te komen. Later reed een Pz.III tank de brug kapot.
Daarmee traden zij aan de westzijde van het kanaal richting noorden op en rolden de Nederlandse defensie achter het kanaal op. Ondertussen waren aan de overzijde van de Zuid-Willemsvaart tanks druk bezig Nederlandse verdedigers te onderdrukken, daarbij gesteund door gemechaniseerd geschut.

Tegen elf uur kreeg de eerste compagnie vuurcontact met de vijand. De mannen werden zelfs vanuit de huizen en bomen aan de overzijde onder vuur genomen. De secties van sergeant Van der Linden lagen langs de weg naar Zijtaart. Zij leden zware verliezen. Om kwart voor drie sneuvelde een der mitrailleurschutters. Jan gaf diens helper opdracht achter de mitrailleur plaats te nemen. Toen hij merkte dat de man niet durfde, gaf hij hem zijn geweer en nam zelf de mitrailleur over. Nog voor hij een schot gelost had, werd hij dodelijk getroffen door een kogel in het hoofd.

"Maar opeens was de oorlog er, een soldaat van II-II was dodelijk getroffen, het was, zoals ik later hoorde, soldaat Vogelzangs. Ja, het was nu oorlog en hoe hard het ook is, nu moest er gevochten worden, en in flitsen vlogen mij mijn gedachten door mijn hoofd, aan thuis; dat ik alles wat mij dierbaar was nu moest verlaten en ik was nog zo jong en ook Vogelsangs was nog een jonge kerel die het reeds had getroffen. De eerste dode ging als een alarmkreet langs de dijk en eenieder – ook al had hij vreselijke angst, en dat hadden wij allen – zette zich volledig in. Er werd fel gevuurd met de geweren. De mitrailleurs zaaiden dood en verderf naar de andere kant van de kanaal. Ook aan die kant vielen doden en hoorden wij geschreeuw en gejammer. Ik zelf vuurde onafgebroken. Ik hoorde geratel op de weg, het was een helm, ik keek erna, hij was doormidden gescheurd. Ik keek naar Doornhein, die twee meter naast mij lag, zijn hoofd zonder helm lag tegen de dijk aan en bloed was overal. Ik kroop naar hem toe. Hij was dood, zijn hoofd was doormidden gespleten, het was vreselijk dat te zien. Ik kon niet meer en was bijna verlamd, kon mij niet meer roeren. Op hetzelfde moment vloog de brug de lucht in, en de brokstukken vlogen in het rond. Ik kwam weer bij en kroop naar mijn put terug."
Bron: http://oudzijtaart.nl/Kroniek/K1940.htm

De strijd heeft nog geduurd tot tien voor zes, toen de secties bij de brug zich overgaven.

Het ging zeer hard toe aan de dijk, maar het zou nog veel harder worden. Gunther, een Amsterdammer, raakte buiten zinnen en sprong boven op de dijk, vuurde en riep woedend scheldwoorden naar de Duitsers. Ik zag hem boven op de dijk staan en dacht, ‘O, mijn God’  en toen viel hij neer. Hij kreeg de volle laag in de borst en werd deerlijk verminkt weggevoerd naar een ziekenhuis te Erp, zo wij later vernamen. De munitie bij ons raakte op en wat nu? Van de Duitse kant bleef men hevig op ons vuren en de strijd aan de kanaaldijk duurde nu reeds meer dan 6,5 uur, maar wij bleven zolang er munitie was doorvuren. Duitse vliegtuigen scheerden over onze hoofden en het werd oorverdovend. Achter ons in een weide werden zware mitrailleurs opgesteld, die op deze vliegtuigen vuurden, echter zonder resultaat. Wij kregen berichten vol te houden daar Franse troepen onderweg zouden zijn, ons in onze wanhopige strijd te helpen. Er kwamen pantserwagens aangereden, ze kwamen achter onze dijk en ik zag ze komen, en toen ze dichter bij waren, zagen wij dat ze met oranje spandoeken waren omhangen, het zouden dus vrienden zijn…”
 
Uit het relaas van sergeant Hellemonds: “Luitenant van Beers zei nog: “Daar zijn de Fransen!” Maar de pantserwagens begonnen te schieten en toen zagen wij, dat het Duisters waren. Luitenant Van Beers sprong op om te proberen door de kijkspleet in het voertuig te schieten, maar hij werd zelf dodelijk getroffen. De wagens reden door richting Veghel, keerden daar om en kwamen opnieuw langs. Wij doken in de schuttersputten. En voor de derde keer kwamen ze langs, nu stapvoets met de militairen er te voet achter. Wij moesten onze wapens neergooien en met de handen omhoog gaan staan.”
Bron: http://oudzijtaart.nl/Kroniek/K1940.htm

Resumerend: zes man van 1-II-17.RI sneuvelden bij Veghel-Zijtaart: de luitenant Van Beers, de sergeant Van der Linden, de korporaal Doornhein en de soldaten   Blankers, Van Oosterhout en Prinsen. Van de noordelijk aangeleunde compagnie (2-II-2.RI) sneuvelden nog twee man, de sergeant Trines en de soldaat Vogelsangs.

Uiteindelijk was dit de locatie waar de Zuid-Willemsvaart defensie werd doorbroken en de Duitse hoofdmacht in de avond met kracht zou doorstoten richting Eindhoven en Tilburg.  De 1e Compagnie van II-17.RI werd voor een belangrijk deel uitgeschakeld door gevangenneming, terwijl andere delen van het bataljon haastig richting Tilburg trachten te ontkomen.
Bron A.J.W. Vollebergh

Er is een 'Monument voor Nederlandse Militairen'  langs het kanaal in Veghel geplaatst, ter nagedachtenis aan de zes militairen van het 17de Regiment Infanterie (I-II-17 R.I.) die hier op 11 mei 1940 in de strijd tegen de bezetter zijn gesneuveld. De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van oud-sergeant A.J. Hellemonds van het 17de Regiment Infanterie, een van de regimenten die het kanaal verdedigden, nadat ze de zogeheten Peel-Raamstelling bij Boekel hadden moeten verlaten, vanwege de Duitse overmacht. Het monument is onthuld op 21 november 1941.
Bron: o.a. Zuidfront Holland

Let op de naam Doornhein is op het monument fout gespeld. Bron foto grafsteen: R. van de Velde

Lees hier de gedetailleerde gebeurtenissen die plaatsvonden nabij Veghel en waarbij Jan Doornhein om het leven kwam.


Bron:  De Geldermalser 24 mei 1940
Terug naar de inhoud