Hr. J. Kossen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Hr. J. Kossen

Gemeente Buren > Burgerslachtoffers > Lienden
Achternaam: Kossen
Voornamen: Johannis
Voorletters: J.
Beroep: Calculator in de industrie
Geboorteplaats: Lienden
Geboortedatum: 05-02-1924
Overlijdensplaats: KZ. Natzweiler (Elzas)
Overlijdensdatum: 22-08-1944
Begraafplaats:
Gemeente:
Provincie:
Land:
Rij:
Nummer:
Gedenkboek:                 
De ouders van Johannis "Jan" Kossen waren de Amsterdammer Marinus Kossen (1880-1958) en de Vlissingse Virgenie Jacomina Helena Berger (1883-1950).  Ze trouwden in januari 1910 in Middelburg en kregen samen acht kinderen:
Jacoba "Co" (1912),
Maria Josepha "Marie" (1913),
Marinus (1915-1999),
Josina (1916-1997),
Virgenie Jacomina (1918),
Johanna Helena (1921-1938),
Johannis  "Jan" (1924-1944)
Agnes "Jes" (1927).
Rond 1918 woonden het gezin nog steeds in Vlissingen in logement  Bellevue op het Vlissings Wagenplein Q118. Hiervan was Virgenie sinds 1906 eigenaar. Daarna verhuisden ze naar de Voorstraat in Lienden. De vader van Jan was hier werkzaam als gemeenteveldwachter.
Ze verhuisden in januari 1936 naar Krommenie, waar hun dochtertje Johanna overleed. In 1939 vertrok het gezin vervolgens naar Zeist.
Jan was vrijgezel en een jazzliefhebber.

Uit de administratie van de Gemeentepolitie van Zeist en v
olgens het Gewestelijk Arbeidbureau is het volgende van hem bekend:
Jan was van december 1940 tot april 1941 in dienst bij de Waffen SS, maar werd daarna afgekeurd. Daarna werkte hij tot december 1941 bij de Bauleitung Soesterberg en van december 1941 tot februari 1942 bij de Duitse firma Eibia Baulitz. Vanaf 17 juli 1942 werkte hij als elektricien bij de Duitse Weermacht, met de aantekening afgekeurd voor werk in Duitsland. Volgens de kartoteek van de PRA was hij lid van de NSNAP en van de SS. Dit laatste valt moeilijk te rijmen met zijn verdere activiteiten die van hem bekend zijn: Jan was erg avontuurlijk ingesteld. Dat laatste was een van de redenen dat hij zich volgens zeggen al snel in de oorlog aansloot bij het verzet. Hoe en wanneer hij in Amsterdam terecht kwam is nog onbekend. Naar verluidt vervoerde hij o.a. mensen  die op de vlucht waren voor de Duitsers, per fiets door Amsterdam. Volgens overlevering heeft zelfs de beroemde Heintje Davids op zijn bagagedrager gehad. Ook was hij volgens zeggen betrokken bij de bevrijding van gevangenen uit een Amsterdamse gevangenis. Hij was hierbij verkleed als een Duitse officier. Enkele dagen na deze actie werd hij hiervoor gearresteerd. Hij werd uiteindelijk overgebracht naar KZ Natzweiler in de Franse Elzas.

Een getuige die na de oorlog verslag uitbracht aan de ouders van Jan vertelde dat Jan zich na een zware werkdag in de groeve nabij het kamp Natzweiler had verstopt in een boom. Hij had echter de pech dat één van zijn medegevangenen het aan de stok kreeg met een bewaker. Om deze af te leiden, wees deze naar Jan die in de boom zat. De bewaker aarzelde geen moment en schoot hem uit de boom.

Ingang van het kamp (foto John S uit Landgraaf)

De Duitse naam van dit kamp in Natzwiller was Natzweiler-Struthof. Weliswaar had het kamp de beschikking over een gaskamer  en crematorium, maar het was geen vernietigingskamp. Mensen werden namelijk niet  in grote aantallen naar dit kamp gedeporteerd om daar direct bij aankomst  vergast te worden. Het was  voornamelijk een kamp alwaar 'staatsgevaarlijke' personen werden opgesloten en  letterlijk en figuurlijk werden geïsoleerd.
Het kamp werd in september 1940 door SS-kolonel, en  tevens geoloog, Blumberg in de Vogezen in gebruik genomen, omdat er zich in de  grond een zeldzame granietadder bevond Daarom werd er door Himmler en   hoofd van de SS, Oswald Pohl, besloten op 800mt. hoogte op de Mont-Louise een  concentratiekamp te bouwen. voor ca. 4000 gevangenen. Blumberg werkte bij de  Deutsche Erd -und Steinwerken , een organisatie die door Himmler in 1938 was  opgericht en gespecialiseerd was voor het delven van natuursteen. gedeporteerden  werden hierbij ingezet en moesten het zwaarste werk verrichtten. Het rode  graniet uit Natzweiler-Struthof zou gebruikt worden voor de bouw van Albert  Speers Deutschen Stadion in Neurenberg.
Op 1 mei 1941 begon de bouw van het concentratiekamp  Natzweiler-Struthof. De twee eerste transporten betroffen 7000 gevangenen uit  Sachsenhausen. Eind 1944 waren er 52000 mannen samengebracht.  Deze kwamen  uit heel Europa en uit het nabijgelegen gevangenis uit Epinal, Nancy en Belfort.  Het merendeel van de gedeporteerden kwam uit Polen (13.800), de Sovjet-Unie (7.600) en Frankrijk  (6.800), voornamelijk om politieke (60%) en vanwege ras (11%). 22000 mensen  stierven er als gevolg van kou, ziekten en ondervoeding of werden direct  vermoord. Men moet dan denken aan de nekschot, ophanging of vergassing. Bij  ophanging waren twee varianten in zwang: bij geheime ophanging werd het  slachtoffer met een losse strop om de nek staande op een stoel gezet, die dan  werd weggetrapt, waardoor de nek meteen brak en het slachtoffer snel stierf. Bij  openbare verhanging, die als afschrikking eenmaal per mand plaats vond, werd het  slachtoffer met de strak aangetrokken strop om de nek op een valluik geplaatst.  Als het luik dan openging, brak de nek niet en stierf het slachtoffer  minutenlang een ware marteldood. De lijken werden daarop in het nabijgelegen  crematorium verbrand. Dit bevindt zich ook op het  benedenterras en daar werden de doden gecremeerd. Met de hitte die daaruit  gegenereerd werd, werd het water verwarmd voor bijvoorbeeld de douches van de  bewakers.

Het crematorium (foto John S uit Landgraaf)

De gaskamer werd in 1943 gebouwd en bevond zich  niet in het kamp, maar een stuk erbuiten. Het werd gebruikt voor  experimenten. Berucht was de moord op 86 joodse  gevangenen. August Hirt, directeur van het Anatomische instituut van de  Rijksuniversiteit van Straatsburg, wilde een skelettenverzameling aanleggen.  Hiertoe liet hij begin augustus 1943 uit Auschwitz 86 joodse mannen en vrouwen  overkomen uit acht verschillende Europese landen. Deze werden vrijwel meteen bij  aankomst vergast. Met deze skelettenverzameling, die er nooit kwam, wilde hij  zijn rassentheorie bewijzen. De situatie is vergelijkbaar met o.a. concentratiekamp Dachau. Ook daar was een  gaskamer, maar voor massavernietiging werd deze nooit gebruikt. De  vernietigingskampen met gaskamers voor massavernietiging bevonden zich in Polen.  Dit waren: Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka, Auschwitz en Majdanek.  

Snijtafel voor medische experimenten  (foto John S uit Landgraaf)

Natzweiler is verder nog berucht om zijn medische  experimenten. De kampartsen Eugen Haagen en Otto Bickenbach, misbruikten  gevangenen uit dit kamp om er medische proeven op uit te testen. Zij  injecteerden de gevangenen met tyfus of fenol. Ze stelde ze ook bloot aan  mosterdgas. Zij stierven vanzelfsprekend een zeer pijnlijke dood.
Er zijn ongeveer 40.000 mensen in het kamp om het leven gebracht.

Met dank aan Ludmilla van Santen en R. Kossen
Terug naar de inhoud