Jehovah’s getuigen in de Tweede Wereldoorlog

 

Jehovah's Getuigen hebben altijd pal gestaan voor hun geloof en zijn niet gezwicht voor vervolgingen. Zo ook in de Tweede Wereldoorlog. Ze spraken zich moedig uit tegen de wreedheden van het nazisme en behoorden daardoor tot de eersten die in de nazi-concentratiekampen geworpen werden en kregen de paarse driehoek als insigne.

 

Het Wachttoren- Bijbel en Traktaatgenootschap zoals de officiële naam van de Jehovah’s getuigen luidt, is aan het eind van de 19 e eeuw in Pittsburgh (Verenigde Staten) ontstaan. Charles Taze Russell (1852-1916) is de oprichter van de beweging. Hun ideeën worden sinds 1879 verspreid door een tijdschrift, nu bekend als ‘De Wachttoren’. Jehovah’s geloven dat de bijbel het onfeilbare woord van God is en ze nemen de bijbel zo letterlijk mogelijk. Ze zien het als hun religieuze plicht hun geloof te verkondigen en te verspreiden d.m.v. bijv. huis-aan-huisbezoeken. Jehovah’s geloven dat het einde der tijden nabij is en dat er een hemelse opstanding zal plaatsvinden.

Al snel na de machtsovername door de nazi’s in 1933 werd in Duitsland de kleine godsdienstige groepering van de Jehovah’s Getuigen doelwit van stelselmatige vervolging. De Jehovah’s Getuigen protesteren tegen de ideologie van Hitler. Hun protest breidt zich uit. In 1934 besluit een internationaal congres van geloofsgenoten 20.000 protestbrieven naar Hitler te versturen. Vanuit hun diepste overtuiging verzetten zij zich openlijk tegen het totalitaire nationaal-socialistische systeem. Jehovah’s houden zich afzijdig van de politiek, omdat zij vinden dat ze slechts gebonden zijn aan God. Ze mogen om die reden geen lid worden van een politieke partij, niet trouw zweren aan een vlag, geen volksliederen zingen en niet de Hitlergroet brengen, omdat zij alle heil van God verwachtten. Ook weigerden zij onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de staat af te leggen en weigerden de getuigen om in het leger te dienen, wapens te dragen en in de oorlogsindustrie werkzaam te zijn.
Jehovah’s getuigen in de Tweede Wereldoorlog
Vanaf 1933 volgen de maatregelen om de Jehovah’s de mond te snoeren elkaar in rap tempo op, tot het genootschap begin 1935 in zijn geheel verboden wordt. Aangezien de Jehovah’s het prediken als hun heilige plicht beschouwen, zetten zij hun activiteiten ondergronds door. Vele getuigen werden opgepakt. Kinderen van Jehovah’s getuigen werden soms weggehaald en ‘heropgevoed’ in nazi-gezinnen. De gearresteerden konden, in tegenstelling tot de joden en de Sinti en Roma die om hun afkomst vervolgd werden, aan verdere vervolging ontsnappen door het tekenen van een
zgn. Afzweringverklaring. De meeste van hen ondertekenden niet. Zij werden afgevoerd naar concentratiekampen alwaar zij een paarse driehoek als herkenningsteken moesten dragen. In totaal zijn in Duitsland ca. 10.000 Getuigen gearresteerd. 2000 kwamen in concentratiekampen terecht. 1200 van hen kwamen om.

In bezet Nederland zouden de Jehovah’s Getuigen hetzelfde lot ondergaan. In Nederland maakte rijkscommissaris Seys-Inquart al op 29 mei 1940  bekend dat de organisatie van Jehova's Getuigen, die toen nog Vereeniging van Bijbelvorschers heette, was verboden. Het Nederlandse hoofdbureau in Heemstede werd op 6 juli 1940 door de Duitse bezetter gesloten. De drukpersen werden in beslag genomen. Alle activiteiten van de Jehovah’s Getuigen werden verboden. In de tweede helft van 1940 vonden de eerste arrestaties plaats. In Friesland behoorden Johannes en Renske Akkerman, broer en zus uit Gersleat (Gersloot) tot de gearresteerden. Op twee na kwamen de arrestanten in de loop van 1940 ook weer vrij, maar zo zou het niet blijven. Al in november 1940 beschikte de Sicherheitspolizei (Sipo) over een cartotheek van Jehovah’s Getuigen. Het is duidelijk dat de Duitsers direct zijn begonnen met het in kaart brengen en infiltreren van deze groep. 

Aan het begin van de oorlog, in augustus 1940, was er maar een kleine groep Jehovah’s getuigen in Nederland, ongeveer 500 personen. Opvallend is dat hun aantal, ondanks de vervolging, tijdens de bezettingsjaren enorm steeg. Bij de bevrijding was hun aantal toegenomen tot zo’n 3100 Jehova’s getuigen. Hun standvastige verzet tegen de bezetter had blijkbaar een enorme aantrekkingskracht op velen. In de jaren 1943-1945 werden nog steeds Jehovah’s Getuigen gearresteerd, maar op veel kleinere schaal dan de jaren ervoor. De Sicherheitspolizei (Sipo) en Sicherheitsdienst (SD) moesten zich op steeds meer te vervolgen groepen richten en de Getuigen waren in dat geheel maar een kleine groep. Wellicht is de belangstelling ook verflauwd, omdat velen van de harde kern zich reeds in gevangenschap bevonden.
Tijdens de bezettingsjaren zijn 468 Jehovah’s gearresteerd. Als zij een 'afzweringsverklaring' ondertekenden, werden ze onmiddellijk in vrijheid gesteld. 205 Jehova's (= 40% van hen) heeft op enig moment deze Afzweringverklaring getekend. Toch bleven zij ondergronds prediken en erediensten bijwonen.
De gearresteerden werden gedeporteerd naar concentratiekampen, de meeste mannen naar Sachsenhausen, de meeste vrouwen naar Ravensbrück. In de kampen hadden Jehovah’s het extra moeilijk omdat zij veelal weigerden werk uit te voeren ten behoeve van de oorlogsindustrie en oorlogsvoering, 25 stokslagen was de gebruikelijke straf voor een dergelijke werkweigering.

In de kampen werden zij gezien als een aparte groep. Zij hadden een eigen herkenningsteken op de kampkleding, een paarse driehoek, en werden aanvankelijk vaak in aparte barakken ondergebracht om te voorkomen dat ze zouden evangeliseren onder andere gevangenen.

In de meeste kampen werd eind 1943 aan deze ‘isolering’ een eind gemaakt, omdat het hen als groep juist sterker maakte en in staat stelde ‘ondergrondse’ activiteiten als Bijbelstudie en samenkomsten te organiseren. Eenmaal verspreid over andere barakken probeerden ze inderdaad hun medegevangenen te bekeren.

126 gevangenen zijn in diverse kampen omgekomen als gevolg van ziekte, mishandeling en ontberingen. De meeste van hen in concentratiekampen in Duitsland, w.o. 20 Nederlandse Jehovah's Getuigen in Auschwitz en enkele in de kampen in Amersfoort en Vught. Ruim tachtig Getuigen werden gevangen gezet in het concentratiekamp Vught, tenminste vijf personen zijn daar omgekomen.

Op 6 september 1941 was er een doopplechtigheid in een huis aan de Fruitstraat in Utrecht. Er vond een doelgerichte inval plaats door de Sicherheitsdienst (SD) en twintig geloofsgenoten werden opgepakt.
Drie vrouwen en zeventien mannen werden naar Kamp Amersfoort overgebracht.
Klik hier voor getuigenverhaal van Joab Hemmink uit Utrecht. (Vader was Jehovah's Getuige)

Krantenartikel uit Utrechts Nieuwsblad, maart 1941