Jehovah’s getuigen in de Tweede Wereldoorlog
Jehovah's Getuigen hebben altijd pal gestaan voor hun geloof en zijn niet gezwicht voor vervolgingen. Zo ook in de Tweede Wereldoorlog. Ze spraken zich moedig uit tegen de wreedheden van het nazisme en behoorden daardoor tot de eersten die in de nazi-concentratiekampen geworpen werden en kregen de paarse driehoek als insigne.
Al snel na de machtsovername door de nazi’s in 1933 werd in Duitsland de
kleine godsdienstige groepering van de Jehovah’s Getuigen doelwit van
stelselmatige vervolging. De Jehovah’s Getuigen protesteren tegen de ideologie
van Hitler. Hun protest breidt zich uit. In 1934 besluit een internationaal
congres van geloofsgenoten 20.000 protestbrieven naar Hitler te versturen.
Vanuit hun diepste overtuiging verzetten zij zich openlijk tegen het totalitaire
nationaal-socialistische systeem. Jehovah’s houden zich afzijdig van de
politiek, omdat zij vinden dat ze slechts gebonden zijn aan God. Ze mogen om die
reden geen lid worden van een politieke partij, niet trouw zweren aan een vlag,
geen volksliederen zingen en niet de Hitlergroet brengen, omdat zij alle heil
van God verwachtten. Ook weigerden zij onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de
staat af te leggen en weigerden de getuigen om in het leger te dienen, wapens te
dragen en in de oorlogsindustrie werkzaam te zijn.
Vanaf 1933 volgen de maatregelen om de Jehovah’s de mond te snoeren elkaar in
rap tempo op, tot het genootschap begin 1935 in zijn geheel verboden wordt.
Aangezien de Jehovah’s het prediken als hun heilige plicht beschouwen, zetten
zij hun activiteiten ondergronds door. Vele getuigen werden opgepakt. Kinderen
van Jehovah’s getuigen werden soms weggehaald en ‘heropgevoed’ in nazi-gezinnen.
De gearresteerden konden, in tegenstelling tot de joden en de Sinti en Roma die
om hun afkomst vervolgd werden, aan verdere vervolging ontsnappen door het
tekenen van een zgn. Afzweringverklaring. De meeste van
hen ondertekenden niet. Zij werden afgevoerd naar concentratiekampen alwaar zij
een paarse driehoek als herkenningsteken moesten dragen.
In totaal zijn in Duitsland ca. 10.000 Getuigen gearresteerd. 2000 kwamen in
concentratiekampen terecht. 1200 van hen kwamen om.
Aan het begin van de oorlog, in augustus 1940, was er maar een
kleine groep Jehovah’s getuigen in Nederland, ongeveer 500 personen.
Opvallend is dat hun aantal, ondanks de vervolging, tijdens de
bezettingsjaren enorm steeg. Bij de bevrijding was hun aantal
toegenomen tot zo’n 3100 Jehova’s getuigen. Hun standvastige verzet
tegen de bezetter had blijkbaar een enorme aantrekkingskracht op
velen. In de jaren 1943-1945 werden nog steeds Jehovah’s Getuigen
gearresteerd, maar op veel kleinere schaal dan de jaren ervoor. De
Sicherheitspolizei (Sipo) en Sicherheitsdienst (SD)
moesten zich op steeds meer te vervolgen groepen richten en de
Getuigen waren in dat geheel maar een kleine groep. Wellicht is de
belangstelling ook verflauwd, omdat velen van de harde kern zich
reeds in gevangenschap bevonden.
Tijdens de bezettingsjaren zijn 468 Jehovah’s gearresteerd. Als zij
een 'afzweringsverklaring' ondertekenden, werden ze onmiddellijk in
vrijheid gesteld. 205 Jehova's (= 40% van hen) heeft op enig moment
deze Afzweringverklaring getekend. Toch bleven zij ondergronds
prediken en erediensten bijwonen.
De gearresteerden werden gedeporteerd naar concentratiekampen, de
meeste mannen naar Sachsenhausen, de meeste vrouwen naar Ravensbrück.
In de kampen hadden Jehovah’s het extra moeilijk omdat zij veelal
weigerden werk uit te voeren ten behoeve van de oorlogsindustrie en
oorlogsvoering, 25 stokslagen was de gebruikelijke straf voor een
dergelijke werkweigering.
In de kampen werden zij gezien als een aparte groep. Zij hadden een eigen herkenningsteken op de kampkleding, een paarse driehoek, en werden aanvankelijk vaak in aparte barakken ondergebracht om te voorkomen dat ze zouden evangeliseren onder andere gevangenen.
In de meeste kampen werd eind 1943 aan deze ‘isolering’ een eind gemaakt, omdat het hen als groep juist sterker maakte en in staat stelde ‘ondergrondse’ activiteiten als Bijbelstudie en samenkomsten te organiseren. Eenmaal verspreid over andere barakken probeerden ze inderdaad hun medegevangenen te bekeren.
126 gevangenen zijn in diverse kampen omgekomen als
gevolg van ziekte, mishandeling en ontberingen. De meeste van hen in
concentratiekampen in Duitsland, w.o. 20 Nederlandse Jehovah's
Getuigen in Auschwitz en enkele in de kampen in Amersfoort en Vught.
Ruim tachtig Getuigen werden gevangen gezet in het concentratiekamp
Vught, tenminste vijf personen zijn daar omgekomen.
Op 6 september 1941 was er een doopplechtigheid in een huis aan de
Fruitstraat in Utrecht. Er vond een doelgerichte inval plaats door
de Sicherheitsdienst (SD) en twintig geloofsgenoten werden opgepakt.
Drie vrouwen en zeventien mannen
werden naar Kamp Amersfoort overgebracht.
Klik
hier voor getuigenverhaal van Joab Hemmink uit Utrecht. (Vader
was Jehovah's Getuige)
Krantenartikel uit Utrechts Nieuwsblad, maart 1941